In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen in 1969, was aangeklaagd voor diefstal van goederen die toebehoorden aan een winkel. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de dagvaarding met betrekking tot feit 1 onvolledig was vertaald en dat feit 2 helemaal niet op de vertaalde dagvaarding stond vermeld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de politierechter niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen, omdat de verdachte niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de tenlastelegging.
De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om terugwijzing van de zaak naar de politierechter, en het hof heeft dit verzoek ingewilligd. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op een openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was. De rechters Bordenga en Hartsuiker waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.