Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
afgewezen, terwijl bij een integrale vrijspraak een
niet-ontvankelijkheiddient te volgen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte integraal was vrijgesproken. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, dat betrekking had op een jeugdige verdachte, geboren in 2003. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 3 juni 2021 zijn ook camerabeelden bekeken. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijsbeslissing van de kinderrechter niet tot een ander oordeel heeft geleid. Het hof bevestigt de vrijspraak van de verdachte, maar vernietigt het vonnis van de kinderrechter ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De kinderrechter had deze vordering ten onrechte afgewezen, terwijl bij een integrale vrijspraak de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 10.699,68, maar het hof oordeelt dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen en bevestigt het vonnis voor het overige.