ECLI:NL:GHAMS:2021:2206

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
23-001658-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling

Op 24 juni 2019 vond in Amsterdam een ernstige strafbare feiten plaats, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en medeplegen van poging tot zware mishandeling. Het Openbaar Ministerie stelde hoger beroep in tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 17 juli 2020 was uitgesproken. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in P.I. Ter Apel, had eerder hoger beroep ingesteld, maar dit werd op 18 augustus 2020 ingetrokken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord.

Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden. De advocaat-generaal had een hogere straf van 52 maanden geëist. Het hof oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden, een hogere straf gerechtvaardigd was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de strafmaat gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof zich kon vinden in de argumenten van de rechtbank, maar deze anders waardeerde. De uitspraak werd gedaan op 27 juli 2021 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001658-20
datum uitspraak: 27 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-029205-20 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboortedatum],
thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, Ter Apelervenen 10, 9561 MC Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Zowel namens de verdachte als door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Het namens de verdachte ingestelde hoger beroep is blijkens akte van 18 augustus 2020 ingetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw en door het slachtoffer en diens raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met overneming en aanvulling van de gronden van de straf.

Motivering van de straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 52 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om de verdachte geen hogere straf op te leggen dan door de rechtbank aan hem is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juli 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Voor wat betreft de motivering van de op te leggen straf sluit het hof zich aan bij de motivering van de rechtbank. Het hof kan zich vinden in de argumenten die aan de door de rechtbank opgelegde straf ten grondslag zijn gelegd. Het hof waardeert deze echter anders en is - met name gelet op de ernst van de feiten - van oordeel dat onder deze omstandigheden een hogere straf dient te worden opgelegd dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. C.J. van der Wilt en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juli 2021.