Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Motivering van de straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Gerechtshof Amsterdam
Op 24 juni 2019 vond in Amsterdam een ernstige strafbare feiten plaats, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en medeplegen van poging tot zware mishandeling. Het Openbaar Ministerie stelde hoger beroep in tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 17 juli 2020 was uitgesproken. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in P.I. Ter Apel, had eerder hoger beroep ingesteld, maar dit werd op 18 augustus 2020 ingetrokken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord.
Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden. De advocaat-generaal had een hogere straf van 52 maanden geëist. Het hof oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden, een hogere straf gerechtvaardigd was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de strafmaat gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof zich kon vinden in de argumenten van de rechtbank, maar deze anders waardeerde. De uitspraak werd gedaan op 27 juli 2021 en is openbaar gemaakt.