ECLI:NL:GHAMS:2021:2411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
200.287.587/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van bewindvoerder in hoger beroep met voorkeur van betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor betrokkene, die in een eerdere beschikking door de kantonrechter was benoemd. Betrokkene, geboren in 1941, heeft jarenlang zijn financiën laten beheren door zijn zus, [zus 2], die ook de voorkeur heeft voor de rol van bewindvoerder. De kantonrechter had Beaufin B.V. benoemd tot bewindvoerder, maar betrokkene verzocht om zijn zus [zus 2] aan te stellen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gegronde redenen zijn om de voorkeur van betrokkene voor zijn zus niet te honoreren. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de financiële situatie van betrokkene goed wordt beheerd door [zus 2], die al jarenlang zijn financiën verzorgt. De bewindvoerder van Beaufin B.V. heeft verklaard dat hij geen ongepaste financiële transacties heeft aangetroffen, maar dat er wel schenkingen zijn gedaan aan de familie, wat enige bezorgdheid opriep. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en [zus 2] als nieuwe bewindvoerder aan te stellen, waarbij het hof de deskundigheid en de lange termijn relatie tussen betrokkene en zijn zus heeft meegewogen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.287.587/01
Zaaknummer rechtbank: 8710192 \ BM VERZ 20-2410 sc
Beschikking van de meervoudige kamer van 3 augustus 2021 (bij vervroeging) inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: betrokkene en/of [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [zus 1] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de besloten vennootschap Beaufin B.V. gevestigd te Amsterdam (verder te noemen: de bewindvoerder);
  • [zus van betrokkene] (hierna: [zus 2] en/of de beoogd bewindvoerder);
  • [broer van betrokkene] (hierna: [broer 1] );
  • [broer van betrokkene] (hierna: [broer 2] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter) van 24 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 21 december 2020 in hoger beroep gekomen van (een gedeelte van) voormelde beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- de stukken van de eerste aanleg, ingekomen op 27 januari 2021;
- het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg d.d. 21 oktober 2020, ingekomen op 17 maart 2021.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat.
- de heer [X] namens de bewindvoerder;
- [zus 2] ;
- [broer 1] ;
- [broer 2] ;
[zus 1] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1941 te [gemeente] . Betrokkene is de broer van [zus 1] , [zus 2] , [broer 1] en [broer 2] .
3.2
Bij verzoekschrift van 11 augustus 2020 , bij de kantonrechter ingekomen op 14 augustus 2020, hebben [zus 1] en betrokkene bij de kantonrechter een verzoek tot onderbewindstelling van betrokkene ingediend. Naderhand heeft betrokkene het verzoek ingetrokken en heeft [zus 1] het verzoek gehandhaafd.
3.3
Bij verzoekschrift van 7 oktober 2020, bij de kantonrechter ingekomen op 12 oktober 2020, heeft Veilig Thuis Kennemerland bij de kantonrechter een verzoek tot mentorschap ten behoeve van betrokkene ingediend. Bij (afzonderlijke) beschikking van 24 november 2020 heeft de kantonrechter Veilig Thuis Kennemerland niet-ontvankelijk verklaard.
3.4
Op 23 december 2020 heeft de bewindvoerder opnieuw een verzoek tot mentorschap ten behoeve van betrokkene ingediend. Op dit verzoek is nog niet beslist.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [zus 1] de goederen, die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en Beaufin B.V. benoemd tot bewindvoerder.
4.2
Betrokkene verzoekt – met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre – zijn zus [zus 2] te benoemen tot bewindvoerder.
4.3
De bewindvoerder heeft (mondeling) verweer gevoerd en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter zitting in hoger beroep heeft betrokkene toegelicht dat zijn beroep niet (langer) is gericht tegen de maatregel van bewindvoering, maar enkel tegen de persoon van de bewindvoerder. Gelet hierop staat niet (langer) ter discussie het oordeel van de kantonrechter in de bestreden beschikking dat de betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
5.2
Met zijn grieven betoogt betrokkene dat het zijn voorkeur heeft dat zijn zus [zus 2] tot bewindvoerder wordt benoemd, die daartoe ook bereid is. Zijn zus [zus 2] helpt hem al jaren met zijn financiën en zij doet dat zeer consciëntieus. Het door haar gevoerde financiële beheer is dan ook aan geen enkele twijfel onderhevig. Het inleidende verzoek van zijn zus [zus 1] is voortgekomen uit een stukje onvrede aan haar kant. Hij kan zich echter vinden in de maatregel van bewindvoering, zodat de kantonrechter eenmaal per jaar zijn financiën controleert. Van de bewindvoerder ontvangt hij op dit moment € 70,- per week aan leefgeld. Zijn broer [broer 2] ontvangt € 95,- per week om schoonmaak in te huren. Waar hij voorheen € 50,- per week aan leefgeld van zijn zus [zus 2] ontving, die in haar kasboek minutieus bijhield waaraan dit werd uitgegeven, wordt nu een bedrag van € 70,- + € 95,- (= € 165,-) niet ter controle voorgelegd aan de kantonrechter. Hij heeft liever dat zijn zus [zus 2] zijn financiën beheert. Daarnaast zijn de lijnen met zijn familie kort, terwijl de bewindvoerder nauwelijks tot geen contact heeft met de familie.
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij betreurt hoe een en ander is gegaan en tot verdeeldheid binnen de familie heeft geleid. Omdat de belangen van betrokkene centraal staan, kan hij ermee akkoord gaan als het hof zou beslissen dat diens belangen beter zijn gediend met de benoeming van een andere professionele bewindvoerder. Voor de uitvoering is het prettig als er korte lijnen zijn met de mantelzorg, de familie en met cliënt zelf, maar hij kan zijn werk als bewindvoerder prima op afstand vanuit kantoor verrichten nu daarvoor fysiek contact niet nodig is. Vanuit de zorgverleners heeft de bewindvoerder begrepen dat betrokkene sowieso weinig toenadering toestaat.
Momenteel is hij bezig met de uitvoering van het bewind. Betrokkene is vermogend. Begin mei 2018 heeft hij zijn woning verkocht met een aanzienlijke overwaarde en dat bedrag is zijn vermogen. Zijn betrokkenheid als bewindvoerder is tot stand gekomen doordat de ambulante hulpverlening en [zus 1] zich zorgen maakten over de financiële zaken, nu betrokkene deze niet zelf beheert. Van de kantonrechter heeft hij de opdracht gekregen om ook te kijken naar hoe [zus 2] de afgelopen jaren de belangen van betrokkene heeft behartigd. Hoewel dat er goed uit ziet, is hij ook een aantal opmerkelijke schenkingen tegengekomen. In 2018 ging dit om een bedrag van € 2.147,- per persoon dat is geschonken aan de beide broers, de beide zussen en aan een ander familielid. In 2019 ging het om een bedrag van € 2.173,- per persoon dat is geschonken aan alle broers en zussen van betrokkene. En in 2020 ging het om een bedrag van € 2.208,- euro per persoon aan de beide broers en aan [zus 2] . Vanwege de gespannen situatie met de familie heeft hij over deze schenkingen nog geen contact met de familie gezocht. Voor hem is het duidelijk dat de familie het goed voorheeft met betrokkene. Alleen de schenkingen vindt hij niet passen. Voor het overige heeft hij geen ongepaste financiële transacties aangetroffen. Ook niet waar het gaat om de garage die op naam staat van betrokkene maar waarvan hij geen gebruik maakt, omdat hij in dat verband in de administratie betalingen is tegengekomen vanuit de familie. .
5.4
[zus 2] heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij 34 jaar lang de financiële zaken van haar broer heeft behartigd en hem altijd overal van op de hoogte heeft gehouden. Zij is boekhoudster van beroep en heeft in dat vak al haar diploma’s behaald.
Bij de overschrijvingen heeft [zus 2] het woord ‘schenking’ gezet. [verzoeker] is daarbij aanwezig geweest en hij heeft ook zijn handtekening gezet onder een document waarin staat: “
Op 29-11-19 schenk ik [verzoeker] aan mijn broer [broer 2] , zus [zus 2] , broer [broer 1] en zus [zus 1] 2.173,- euro”. Haar zus [zus 1] heeft zich in augustus 2020 teruggetrokken en zij heeft haar niet meer gezien. Zij hebben een meningsverschil gehad over de betrokkenheid van de SIG. Zij vindt het geen enkel probleem om verantwoording af te leggen aan de kantonrechter. Zij heeft altijd naar eer en geweten gehandeld. Wel geeft zij de voorkeur aan een bewindvoerder binnen de familie, aldus [zus 2] .
5.5
[broer 2] heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij zich nooit met de zaken van betrokkene heeft bemoeid. Hun vader heeft destijds geregeld dat zijn twee zussen voor betrokkene zouden zorgen. Hij heeft zich daar altijd buiten gehouden totdat de onderhavige kwestie ging spelen. Op dit moment is voor zijn broer [verzoeker] alles geregeld. Elke maandagochtend komt een huishoudelijke hulp bij hem langs. Daarnaast komt de buurtzorg regelmatig de situatie van zijn broer controleren. De woning van zijn broer ziet er keurig uit. Voor de huishoudelijke hulp betaalt hij wekelijks 52 euro. De overige 43 euro wordt gebruikt voor extra boodschappen. Dit is in overleg met de bewindvoerder zo geregeld, aldus [broer 2] .
5.6
[broer 1] heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij zich aansluit bij hetgeen zijn broer [broer 2] naar voren heeft gebracht. Ook hij heeft zich nooit met de financiën van hun broer [verzoeker] bemoeid. Hij heeft wel eens een signaal gehad van zijn zus [zus 1] , maar zij is heel slecht in communicatie. Sinds zij een relatie heeft, wil zij haar broers en zus niet meer zien. Ook de communicatie over hun broer [verzoeker] is met haar niet mogelijk, aldus [broer 1] .
5.7
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof genoegzaam gebleken dat de benoeming van zijn zus [zus 2] de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene heeft.
Het hof is niet gebleken van gegronde redenen die zich tegen de benoeming van [zus 2] als bewindvoerder verzetten. Zij is deskundig en heeft reeds jarenlang de financiën van betrokkene beheerd. De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hem – op voornoemde schenkingen na – niet is gebleken van ongeregeldheden in het door haar gevoerde financiële beheer. Betrokkene ontvangt een AOW-uitkering en een klein pensioen en teert in op zijn vermogen. Over de schenkingen heeft [zus 2] ter zitting in hoger beroep verklaard dat deze op initiatief van betrokkene (in ieder geval de eerste keer in 2018) en in overleg met betrokkene hebben plaatsgevonden. In 2018 wilde haar broer iedereen die had geholpen met zijn verhuizing en de verkoop van het huis, iets schenken. De tweede keer zijn de schenkingen gedaan, omdat haar zus [zus 1] daarom had gevraagd. Zij kampte met een AOW-gat en heeft dat met haar broer [verzoeker] besproken. Haar broer wilde dat in dat geval al zijn broers en zusters iets kregen. De derde keer dat de schenkingen zijn verricht, had ermee te maken dat zijn broer door medische problemen financieel krap zat, aldus [zus 2] . Betrokkene heeft het voorgaande ter zitting in hoger beroep beaamd en daarbij aangegeven dat zijn geld ‘anders toch maar naar de Belastingdienst gaat’ en dat hij liever ziet dat zijn geld naar zijn broers en zus(sen) gaat. Gelet op een en ander, is naar het oordeel van het hof geen sprake van schenkingen die reden geven tot enige zorg over het door [zus 2] gevoerde financiële beheer. Ook anderszins is, mede gelet op de toelichting namens de bewindvoerder bij de mondelinge behandeling, het hof van dergelijke zorgen niet gebleken.
5.8
Hoewel het hof van oordeel is dat niet is gebleken dat de bewindvoerder zijn taak als bewindvoerder niet goed en kundig heeft uitgeoefend, ziet het hof, gelet op het bepaalde in artikel 1:435 lid 3 BW en hetgeen hierboven onder 5.7 is overwogen, aanleiding om het verzoek van betrokkene toe te wijzen.
5.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 24 november 2020 voor zover daarbij Beaufin B.V. tot bewindvoerder is benoemd over de periode na heden en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontslaat Beaufin B.V. als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene met ingang van heden;
benoemt met ingang van heden tot (opvolgend) bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene:
[zus van betrokkene]
[adres]
[plaats] ;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1: 391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Kloosterhuis, mr. J.F. Miedema en mr. S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Betlem als griffier en is op 3 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.