ECLI:NL:GHAMS:2021:2444

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
000132-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in strafzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan over verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand eiste na vrijspraak in een strafzaak. De verzoekschriften zijn op 2 februari 2021 ingediend, en de advocaat-generaal heeft op 6 juli 2021 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 27 juli 2021 was de verzoeker niet aanwezig. De verzoeker stelde schade te hebben geleden door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en vroeg om een vergoeding van in totaal € 6.410,00 voor de schade en € 550,00 voor de kosten van rechtsbijstand.

Het hof oordeelde dat de verzoekschriften tijdig waren ingediend en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de schadevergoeding. Het hof wees erop dat de verzoeker vier separate verzoekschriften had ingediend voor feiten die in eerste aanleg samen waren behandeld, en dat hij had kunnen volstaan met één verzoekschrift. Het hof kende de verzoeker een schadevergoeding toe van € 6.410,00 op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering en een vergoeding van € 550,00 op basis van artikel 530 Sv. De overige verzoeken werden afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de oudste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s):
a. 000132-21; b. 000134-21; c. 000136-21; d. 000138-21 (530 Sv) en
a. 000133-21; b. 000135-21; c. 000137-21; d. 000139-21 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-00433017-17
parketnummers in eerste aanleg:
a. 13-702805-16; b. 13-706867-16; c. 13-706529-17; d. 13-702572-17.
Beschikking op de verzoekschriften het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1978,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. K.H. Zonneveld,
[adres].

1.Procesverloop

De verzoekschriften zijn op 2 februari 2021 ingekomen.
Op 6 juli 2021 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 27 juli 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van de verzoekschriften in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

De verzoekschriften strekken tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
A. schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van (het hof begrijpt)
a. € 1.300,00;
b. € 210,00;
c. € 105,00;
d. € 4.795,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van viermaal € 550,00.
Voor zover in de verzoekschriften kennelijke rekenfouten zaten, heeft het hof deze ambtshalve (en in het voordeel van de verzoeker) verbeterd gelezen.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 10 december 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De verzoekshriften zijn tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Verzoeker is op 4 oktober 2016 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 8 oktober 2016 de voorlopige hechtenis van appellant bevolen. Verzoeker is op 18 oktober 2016 in vrijheid gesteld;
Verzoeker is op 18 december 2016 in verzekering gesteld en op 19 december 2016 in vrijheid gesteld;
Verzoeker is op 19 februari 2017 in verzekering gesteld en diezelfde dag in vrijheid gesteld;
Verzoeker is op 20 september 2017 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 23 september 2017 de voorlopige hechtenis van appellant bevolen. Verzoeker is op 17 november 2017 in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 6.410,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
Verzoeker heeft vier separate verzoekschriften ingediend voor feiten die in eerste aanleg gevoegd zijn behandeld en in hoger beroep allen zijn geëindigd in een vrijspraak in één arrest van dit hof. Verzoeker had kunnen volstaan met het indienen van één verzoekschrift aangezien het één zaak betreft in de zin van artikel 533 Sv. De door de advocaat van verzoeker in de pleitnota aangehaalde voorbeelden hebben voor onderhavige zaak geen gelding, nu het in die voorbeelden gaat om meerdere arresten betreffende één verdachte. Gelet op het voorgaande zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 550,00 voor alle verzoekschriften tezamen.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 6.410,00 (zesduizend vierhonderdtien euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. C.J. van der Wilt, D. Radder en M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 10 augustus 2021.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 6.960,00 (zesduizend negenhonderdzestig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 10 augustus 2021,
mr. D. Radder, oudste raadsheer.