ECLI:NL:GHAMS:2021:2508
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis met aanvullende overwegingen in hoger beroep betreffende strafmaat en ontvankelijkheid
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2019. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten in zaak A, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in zaak A, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 28 juli 2021 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, maar met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, met aftrek van voorarrest, en heeft ook de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf in een andere zaak gevorderd.
Het hof heeft de overwegingen van de eerste rechter bevestigd, maar heeft een aanvullende overweging toegevoegd met betrekking tot de strafmaat. Het hof is van oordeel dat het niet gepast is om rekening te houden met een toekomstige straf in een andere zaak, en heeft daarom besloten om geen rekening te houden met de plofkraak waar de verdachte bekend mee is. De beslissing van het hof is dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak en dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd.