ECLI:NL:GHAMS:2021:2634

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
23-002995-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G. van der Meer
  • M. J. de Vries
  • P. J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen en belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, te weten cocaïne en MDMA, en voor het beledigen van twee politieambtenaren tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 7 juni 2018 in Amsterdam hebben afgespeeld. De verdachte had ongeveer 4,20 gram cocaïne en 8,23 gram MDMA bij zich en beledigde de politieambtenaren door hen te beschuldigen van kwetsende woorden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring was gebaseerd op wettig en overtuigend bewijs, ondanks het verweer van de raadsman dat er onvoldoende bewijs was voor de belediging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van zijn gedrag op de betrokken ambtenaren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002995-18
datum uitspraak: 17 augustus 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-111361-18 tegen
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
door de raadsman opgegeven postadres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad - ongeveer 4,20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of - ongeveer 8,23 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk twee, althans één of meer ambtena(a)r(en),te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden brigadier van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen één of meermalen de woorden toe te voegen: "kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte, bij een gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman vindt, voor zover het brigadier van Politie [verbalisant 1] regardeert, weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en wordt mitsdien verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 7 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad

- ongeveer 4,20 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en
- ongeveer 8,23 gram van een materiaal bevattende MDMA.
2.
hij op 7 juni 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd door hem meermalen de woorden toe te voegen: "kankerlijers".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De raadsman heeft het hof verzocht om, in geval van een bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten, een voorwaardelijke taakstraf op te leggen en daaraan een proeftijd voor de duur van één jaar te verbinden. In dat verband heeft de raadsman onder meer gewezen op het tijdsverloop sinds de onderhavige feiten en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Een voorwaardelijke straf kan bovendien fungeren als ‘stok achter de deur’ om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te begaan, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de Warmoesstraat te Amsterdam – een locatie waar veelvuldig handel in verdovende middelen plaatsvindt – schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA. Gelet op de aangetroffen hoeveelheden, de wijze van verpakking (in diverse doorzichtige plastic zakjes) en de verklaring van de verdachte waaruit kan worden opgemaakt dat hij kort voor zijn aanhouding drugs aan een ander had verstrekt (p. 10), is het aannemelijk dat de verdachte de aangetroffen drugs bij zich had teneinde deze aan de man te brengen. Het gebruik en de verspreiding van harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van (andere) criminaliteit.
Daarnaast heeft de verdachte, direct nadat hij ter zake van drugsbezit door de politie was aangehouden, één van de dienstdoende politieambtenaren mondeling beledigd. Door aldus te handelen, heeft de verdachte het slachtoffer op grievende wijze bejegend. Dit is des te kwalijker, omdat het feit is gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn taak. Bovendien heeft het incident plaatsgevonden in een druk bezochte straat in de binnenstad van Amsterdam, zodat omstanders hiervan getuige moeten zijn geweest. Het onacceptabele en respectloze gedrag van de verdachte getuigt van minachting voor het gezag en het publieke belang dat deze ambtenaar dient.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 augustus 2021 is de verdachte eerder ter zake van belediging, begaan tegen een gezagsdrager, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen ten nadele van de verdachte weegt.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de recidive van de verdachte en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is verzocht.
In strafmatigende zin heeft het hof acht geslagen op de relatieve ouderdom van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 80 uren, zoals opgelegd door de politierechter, passend en geboden. Het opleggen van een lagere taakstraf, zoals door de advocaat-generaal is geëist, zou naar het oordeel van het hof al te zeer voorbij gaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.