ECLI:NL:GHAMS:2021:2725

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
23-004388-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 28 februari 2017 te Hoofddorp, samen met anderen, opzettelijk hennepplanten heeft geteeld. De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van een onbekende persoon enkele keren water heeft gegeven aan de hennepplanten, maar het hof oordeelt dat deze handeling voldoende gewicht heeft voor de kwalificatie van medeplegen. Het hof vernietigt het vonnis van de politierechter en komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Het hof houdt rekening met de beperkte rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004388-18
datum uitspraak: 14 september 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 26 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-054754-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is -voor zover in hoger beroep nog aan de orde- tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2016 tot en met 28 februari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer driehonderdachtenvijftig (358), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de planten onder zich heeft gehad, nu de planten niet voor hem en niet van hem waren, hij verder geen bemoeienis had met de kwekerij en niet heeft meegedeeld in de opbrengst. Twee keer water geven is in de gegeven situatie een wel zeer marginale handeling en onvoldoende voor enige bewezenverklaring, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het onderzoek op de terechtzitting blijkt dat de verdachte en twee medeverdachten op 28 februari 2017 aanwezig waren in het pand aan de [adres 2] te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, waarin een ontmantelde hennepkwekerij is aangetroffen. De verdachte was daar naar eigen zeggen samen met medeverdachte [medeverdachte] aanwezig omdat hij van een niet bij name genoemde persoon opdracht had gekregen om de ontmantelde hennepkwekerij op te ruimen. De verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer een maand voor de aanhouding tweemaal water heeft gegeven aan de toen in de kwekerij aanwezige hennepplanten. Dat deed hij op verzoek van een onbekend gebleven derde, tegen een vooraf door die derde toegezegde geldelijke beloning. Hij beschikte daarvoor over de sleutel van de woning.
Het hof ziet water geven aan de in de kwekerij aanwezige hennepplanten niet als een handeling die het telen van die planten slechts ondersteunt of faciliteert, maar als een onontbeerlijke schakel in het geheel van noodzakelijke concrete uitvoeringshandelingen voor de teelt van hennepplanten. Het hof acht de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict – het telen van hennepplanten – derhalve van voldoende gewicht voor de kwalificatie 'medeplegen'.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 28 februari 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer in een pand aan de [adres 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk heeft geteeld een groot aantal hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis
De advocaat-generaal heeft - rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep - gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 dagen, subsidiair 25 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht, indien het hof het feit wettig en overtuigend bewezen acht, gelet op de beperkte rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep geen straf op te leggen, dan wel een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten. Zijn rol bestond er uit dat hij deze planten enkele keren water heeft gegeven. Het meewerken aan het exploiteren van een hennepkwekerij in een woning brengt risico’s voor de gezondheid en veiligheid van personen met zich mee en houdt bovendien druggerelateerde en ondermijnende criminaliteit in stand.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 augustus 2021 waaruit blijkt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep getoond inzicht te hebben in de strafwaardigheid van zijn handelen en heeft daarvoor zijn spijt betuigd.
Ten aanzien van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid EVRM overweegt het hof dat de zaak in eerste aanleg binnen de daarvoor geldende termijnen is afgerond. Het hof doet daarentegen uitspraak 26 maanden nadat het dossier op 11 juli 2019 bij het hof is binnengekomen. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met twee maanden.
Het hof acht gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf houdt het hof rekening met de beperkte bijdrage van de verdachte aan de hennepteelt en het feit dat hij inzicht heeft getoond in de strafwaardigheid van zijn handelen.
Het hof alles afwegende een taakstraf voor de duur van 50 uren passend. Gelet op de geconstateerde termijnoverschrijding zal het hof de straf matigen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.M.H.P. Houben en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2021.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]