ECLI:NL:GHAMS:2021:2743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
23-004528-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor mishandeling van kind na twijfel over bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 december 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, was beschuldigd van mishandeling van zijn kind, dat op 15 september 2019 in Amsterdam zou zijn mishandeld. De tenlastelegging omvatte het slaan en duwen van het kind, dat in 2011 was geboren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als eerder opgelegd. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte stelde dat de moeder van het slachtoffer instructies gaf aan het kind om te zeggen dat zijn vader hem had geslagen, wat niet werd bevestigd door het politieproces-verbaal.

Bovendien bleek uit de verklaring van een getuige dat het slachtoffer kort na het incident niet meer kon vertellen waar zijn buikpijn vandaan kwam. Het hof oordeelde dat er te veel twijfel bestond over de invloed van de moeder op de verklaringen van het kind. Aangezien er geen zichtbaar letsel was en het bewijs voornamelijk bestond uit de verklaringen van het slachtoffer en de ex-partner van de verdachte, sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Het hof benadrukte dat deze uitspraak geen oordeel geeft over de waarheidsgetrouwe verklaringen van getuigen, maar dat de twijfel over de feiten leidde tot vrijspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004528-19
datum uitspraak: 28 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-221735-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag 1] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2019 te Amsterdam zijn kind, te weten [kind] (geboren op [geboortedag 2] 2011), heeft mishandeld door (met kracht) in/op/tegen de borst/buik te slaan en/of te stompen en/of tegen het lichaam van die [kind] te duwen (waardoor hij ten val kwam).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf
als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat de moeder van het slachtoffer in het bijzijn van de politie aan het slachtoffer instructies gaf. Zij zei tegen haar zoon, aldus de verdachte, dat hij tegen de politie moest zeggen dat zijn vader hem had geslagen.
Deze stelling van de verdachte wordt niet bevestigd in de verslaglegging van de politie in het betreffende proces-verbaal. Wel blijkt uit dit proces-verbaal dat de moeder van het slachtoffer tegen de politie zegt dat het slachtoffer de klappen opvangt, net voordat het slachtoffer zijn eerste verklaring aflegt. Daar komt bij dat uit de verklaring van getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris blijkt dat het slachtoffer kort na het incident in een andere setting niet meer wist te vertellen waar zijn buikpijn door was veroorzaakt. [getuige] heeft verklaard dat het slachtoffer tegen hem heeft gezegd dat zijn vader hem stevig had beetgepakt, dat hij in een worsteling op de bank werd gegooid, dat hij pijn had in zijn buik en dat hij geschrokken was. Op de vraag hoe hij aan de buikpijn kwam, antwoordde het slachtoffer dat het allemaal zo snel gebeurde en dat hij het niet meer wist. Al met al is het hof van oordeel dat, mede gelet op de context waarbinnen dit alles zich heeft afgespeeld, er teveel twijfel bestaat of het slachtoffer beïnvloed is geraakt door de verklaringen van zijn moeder voordat hij de politie te woord stond. Nu ook geen (zichtbaar) letsel bij het slachtoffer is geconstateerd en het belastende bewijs alleen wordt gevormd door voornoemde verklaringen van het slachtoffer en de ex-partner van de verdachte, zal het hof de verdachte vrij spreken van het tenlastegelegde.
Ten overvloede overweegt het hof dat het hof met deze uitspraak geen oordeel uitspreekt ten aanzien van de vraag of getuigen in deze zaak bewust onwaarheden hebben verteld, maar slechts dat er over het verloop van de feiten teveel twijfel bestaat om tot een strafrechtelijke bewezenverklaring te komen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juni 2021.