Op 5 oktober 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking. De zaak was in hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 februari 2021 was gewezen. De verdachte, werkzaam als pakketbezorger, werd verweten dat hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 15 juli 2019 opzettelijk pakketten had verduisterd die toebehoorden aan zijn werkgever, [benadeelde]. Tijdens de zitting op 21 september 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vond dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden.
Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Ondanks het feit dat er 80 klachten waren ontvangen over niet-afgeleverde pakketten, kon niet worden vastgesteld dat de verdachte deze pakketten wederrechtelijk had toegeëigend. De aangifte vermeldde specifieke telefoons die volgens de benadeelde waren verduisterd, maar het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte deze telefoons had verkocht of dat hij de pakketten als heer en meester had behandeld. De verdachte werd daarom vrijgesproken van de tenlastelegging.
Daarnaast werd de benadeelde partij, [benadeelde] B.V., niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.