ECLI:NL:GHAMS:2021:2855

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
23-000206-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende witwassen van contant geldbedrag van € 3.350,-

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het witwassen van een contant geldbedrag van € 3.350,-, waarvan hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De feiten zijn als volgt: op 1 mei 2020 werd de verdachte samen met twee anderen staande gehouden in een gehuurde BMW in Amstelveen. In de auto werd het contante geldbedrag aangetroffen, evenals verschillende elektronische apparaten. De verdachte verklaarde dat hij het geld had gevonden in de auto en dat het niet van hem was. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk het geldbedrag voorhanden had, terwijl hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De verklaring van de verdachte werd als ongeloofwaardig beschouwd, vooral omdat hij geen concrete en verifieerbare verklaring kon geven voor de herkomst van het geld. Het hof vernietigde het vonnis van de kinderrechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000206-21
datum uitspraak: 19 augustus 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-119430-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
( a)
van een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (van €3.350,-) en/of een of meerdere telefoons (merken Apple, Samsung en/of Nokia) en/of een laptop (merk HP) en/of een tablet/iPad (merk Apple), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (van €3.350,-) en/of een of meerdere telefoons (merken Apple, Samsung en/of Nokia) en/of een laptop (merk HP) en/of een tablet/iPad (merk Apple), was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (van €3.350,-) en/of een of meerdere telefoons (merken Apple, Samsung en/of Nokia) en/of een laptop (merk HP) en/of een tablet/iPad (merk Apple), voorhanden heeft gehad,
en/of
( b)
een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (van €3.350,-) en/of een of meerdere telefoons (merken Apple, Samsung en/of Nokia) en/of een laptop (merk HP) en/of een tablet/iPad (merk Apple), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (van €3.350,-) en/of een of meerdere telefoons (merken Apple, Samsung en/of Nokia) en/of een laptop (merk HP) en/of een tablet/iPad (merk Apple) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders dan de kinderrechter komt tot een bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 mei 2020 te Amstelveen een contant geldbedrag van € 3.350,- heeft voorhanden gehad terwijl hij wist dat dat geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde schuldwitwassen van het contante geldbedrag van € 3.350,-. Naar het oordeel van de advocaat-generaal is de verdachte met het geldbedrag aangetroffen onder omstandigheden die maken dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf en dat de verdachte zich hiervan bewust had moeten zijn.
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe primair aangevoerd dat ten aanzien van het geldbedrag geen sprake is van een bewijsvermoeden van witwassen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte een niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van het geldbedrag.
Oordeel van het hof
Beoordelingskader
Bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit stelt het hof het volgende beoordelingskader voorop. Voor een veroordeling van witwassen als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht is vereist dat de verdachte beschikking heeft gehad over een voorwerp terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit uit enig misdrijf afkomstig was. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf (als gronddelict), niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Vaststellingen
Het hof stelt op grond van de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
De verdachte is op 1 mei 2020 naar aanleiding van een verdenking van oplichting in een [winkel] winkel samen met twee anderen, [naam 1] en [naam 2], staande gehouden in een gehuurde auto van het merk BMW met een Duits kenteken. De verdachte zat voorin in de auto, in de bijrijdersstoel. In de auto zijn verspreid over de auto verschillende voorwerpen aangetroffen, waaronder twee mobiele telefoons, een laptop, een nieuwe iPad en iPhone in gesealde verpakking en een contant geldbedrag € 3.350,-. Het contante geldbedrag lag in de middenconsole van de auto. De verdachte heeft bij zijn aanhouding verklaard dat het een bedrag van € 3.200,- betrof.
Nadat de voorwerpen in beslag zijn genomen, is onderzoek ingesteld naar de mobiele telefoons. Op de telefoon van de verdachte, die onder hem in beslag is genomen, zijn 1987 SMS berichten naar steeds verschillende telefoonnummers aangetroffen die zijn verstuurd op 28 april 2020 met de inhoud: “[inhoud]: De inlog van uw easybanking verloopt vandaag. Log in om uw toegang tot verlengen: [website 1] en voorkom blokkade!”. Op een andere telefoon die is aangetroffen in het rechter achterportier van de auto zijn 2510 berichten aangetroffen met dezelfde inhoud, die eveneens zijn verstuurd op 28 april 2020.
Bewijsvermoeden
Het hof stelt vast dat de verdachte het geldbedrag onder deze omstandigheden opzettelijk voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat geen direct bewijs voor een concreet misdrijf als gronddelict, maar de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden leveren wel een redelijk vermoeden op dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het gaat om een zodanig groot geldbedrag, dat het ongebruikelijk is dat dit contant wordt meegevoerd. Daar komt bij dat de verdachte – samen met twee anderen – is aangetroffen in een dure huurauto met een Duits kenteken, terwijl uit het dossier blijkt dat geen van de inzittenden een inkomstenbron had die past bij de bekostiging van de huur van een dergelijke auto.
Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat op de telefoon van de verdachte en op een andere telefoon in de auto zeer verdachte ‘phishing’ SMS berichten zijn aangetroffen van twee dagen voor de aanhouding van de verdachte en het aantreffen van het geld. Onder die omstandigheden mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft het volgende verklaard. Hij is een aantal uren eerder die dag bij [naam 1] en [naam 2] in de auto gestapt. [naam 1] was een vriend van hem en was sinds kort vrij uit detentie. [naam 2] kende hij niet. De verdachte had [naam 1] gevraagd naar de auto vanwege het Duitse kenteken en [naam 1] had gezegd dat hij de auto had gehuurd omdat hij leuke dingen wilde doen met zijn vrienden. Ongeveer een half uur nadat de verdachte in de auto was gestapt, vond hij per toeval het contante geldbedrag onder zijn stoel, omdat hij iets had laten vallen. Hij heeft het geld gepakt en aan [naam 1] en [naam 2] gevraagd van wie het was. Zij zeiden dat het niet van hun was. De verdachte heeft het geld niet geteld, maar wel geschat op een bedrag van circa € 3.200,- en toen in de middenconsole gelegd. Hij wilde het geld aan het einde van de dag meenemen om voor zichzelf te houden. De andere voorwerpen in de auto heeft de verdachte niet gezien. Op enig moment zei [naam 2] dat hij ‘iets moest doen’, waarop ze de auto ergens hebben geparkeerd en [naam 2] tien tot vijftien minuten weg was. Toen [naam 2] terug kwam zei hij dat hij bij de [winkel] was geweest. Kort hierop zijn ze aangehouden door de politie. De verdachte heeft toen de middenconsole open gedaan en weer gesloten, omdat hij aanvankelijk het geld in zijn zak wilde doen ‘voor als de politieagenten zouden vragen van wie het geld was en de verdachte dan kon zeggen dat het van hem was’. Eerst ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat misschien een vorige huurder van de auto, een dure BMW met Duits kenteken, het geld in de auto had laten liggen en dat hij een aantal weken na de aanhouding van [naam 1] heeft gehoord dat toen deze de auto weer inleverde, [naam 1] te horen kreeg dat een vorige huurder het geld daar inderdaad had achtergelaten. Over de SMS berichten op zijn telefoon heeft de verdachte verklaard dat hij daar niets mee te maken heeft, dat hij de telefoon twee maanden daarvoor op [website 2] had gekocht en dat hij zijn telefoon altijd bij zich had.
Geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte gegeven verklaring dat het geld van een vorige huurder van de auto was niet kan worden aangemerkt als concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat deze verklaring eerst ter terechtzitting in hoger beroep is gegeven en dat de verdachte deze verklaring niet nader heeft onderbouwd met stukken of verklaringen van [naam 1] of het autoverhuurbedrijf. Daar komt bij dat het hof het zeer onaannemelijk acht dat een huurder van een auto een dusdanig groot contant geldbedrag zou vergeten en dat dat bij het inleveren en het controleren van de huurauto niet zou zijn opgemerkt. Ook de verklaring van de verdachte dat hij niets te maken heeft met de SMS berichten op zijn telefoon acht het hof ongeloofwaardig, gezien de datum van de berichten (ruim na de aanschaf van de telefoon en twee dagen voor het aantreffen van het geld) en de eigen verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoon altijd bij zich heeft. Tot slot acht het hof het niet aannemelijk dat de verdachte de hoogte van het geldbedrag met het blote oog vrij nauwkeurig heeft kunnen schatten, gelet op het groot aantal biljetten van verschillende coupures (41 x €50 en 65 x €20).
Conclusie: bewezenverklaring witwassen geldbedrag
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag dat de verdachte voorhanden had afkomstig was uit enig misdrijf en dat de verdachte dit wist. Het verweer wordt verworpen.
Vrijspraak witwassen andere voorwerpen en medeplegen
Met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de andere ten laste gelegde voorwerpen in de auto, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij deze opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het hof spreekt de verdachte daarom vrij van het witwassen van deze goederen.
Het hof spreekt vrij van het medeplegen, nu niet is gebleken dat de verdachte met het oog op het witwassen nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de tenlastegelegde schuldwitwassen zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een bedrag van € 3.350,- voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, terwijl andere strafbare feiten erdoor worden vergemakkelijkt. De verdachte heeft hieraan bijgedragen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juli 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 december 2020. Uit dit rapport volgt dat het recidiverisico als hoog wordt aangemerkt. De Raad ziet risico’s in de omgang met antisociale jongeren, het schoolverzuim en het gebrek aan vrijetijdsbesteding. Aan de andere kant ziet de Raad ook beschermende factoren, zoals werken in het bedrijf van de vader van de verdachte en de ondersteunende opvoedingsomgeving. De Raad adviseerde een deels voorwaardelijke werkstraf zonder begeleiding van de Jeugdreclassering.
Ook heeft het hof een briefrapport van de Raad ontvangen van 20 juli 2021. Hieruit volgt dat de Raad geen contact heeft kunnen krijgen met de verdachte of zijn familie en dat er onvoldoende zicht is gekomen op de actuele stand van zaken met betrekking tot het recidiverisico en dat de Raad zich daarom onthoudt van een strafadvies.
Voorts heeft het hof gelet op hetgeen mevrouw [naam 3], medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming, ter terechtzitting in hoger beroep over de verdachte heeft verklaard. De Raad ziet op dit moment de pedagogische meerwaarde van toezicht niet, gezien de leeftijd van de verdachte, de omstandigheid dat hij uitwonend is en dat hij niet open staat voor hulpverlening. Het advies van de Raad is thans een deels voorwaardelijke werkstraf.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op hetgeen de verdachte zelf heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder dat hij nu bij zijn broer en diens vrouw woont en dat hij na de zomer fulltime bij zijn vader in diens [bedrijf] gaat werken.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof acht het voorwaardelijke deel van belang om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, maar ziet geen aanleiding hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden.

Beslissingen omtrent beslag

Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen, nog niet teruggegeven
geldbedrag van € 3.350,-(bestaande uit 41 biljetten van 50 euro en 65 biljetten van 20 euro) dient te worden verbeurd verklaard. Het geldbedrag behoort de verdachte toe en het bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot dit geldbedrag.
Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen, nog niet teruggegeven,
iPhonekan worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 41 biljetten van 50 euro (goednummer 5914097)
- 65 biljetten van 20 euro (goednummer 5914099).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Apple iPhone (goednummer 5914089).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. A.M.A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 augustus 2021.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.