ECLI:NL:GHAMS:2021:287

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
23-000821-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor mishandeling in uitgaansgelegenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling in een uitgaansgelegenheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld dat door een medeverdachte was gepleegd. De verdachte had weliswaar de aangever tegen het hoofd geslagen, maar dit werd gezien als een op zichzelf staande mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de mishandeling door de medeverdachte losstond van de handelingen van de verdachte. De raadsman van de verdachte had betoogd dat de verdachte ook van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling vrijgesproken moest worden, maar het hof verwierp dit argument. Het hof achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen en legde een taakstraf op van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die was opgelopen door de mishandeling. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 100,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000821-19
datum uitspraak: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 26 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-265311-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 april 2018 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, openlijk, te weten, (in de rokersruimte bij [plek]) gelegen aan de [adres 2], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde] door die [benadeelde]: - te slaan/stompen/beuken tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam; en/of - te schoppen/trappen tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam; en/of - te stampen op het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 april 2018 te Grootebroek, gemeente Stede Broec tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde] heeft mishandeld door door die [benadeelde]: - te slaan/stompen/beuken tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam; en/of - te schoppen/trappen tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam; en/of - te stampen op het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Van het in vereniging plegen van geweld is sprake als de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld levert. Op grond van het dossier is niet komen vast te staan dat de verdachte een dergelijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat door [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) is toegepast. De verdachte heeft de aangever weliswaar tegen het hoofd geslagen, maar dit merkt het hof aan als een op zichzelf staande mishandeling, aangezien de verdachte – naar het hof op basis van de stukken aannemelijk acht – hierna de rokersruimte heeft verlaten en daarna verder geen bemoeienis heeft gehad met wat er met de aangever gebeurde. De mishandeling zoals gepleegd door [medeverdachte] vond daarna plaats en staat dan ook los van de mishandeling zoals begaan door de verdachte. Dat de verdachte later naar deze ruimte is teruggekeerd maakt dit niet anders nu niet kan worden vastgesteld dat hij toen alsnog enige bijdrage heeft geleverd aan het door [medeverdachte] gepleegde geweld.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het alternatieve scenario, zoals geschetst door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, niet kan leiden tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. De aangever heeft – volgens dat scenario – de verdachte naar de grond gewerkt. Er is dus sprake van een mishandeling jegens de verdachte in plaats van dat de verdachte een mishandeling jegens de aangever heeft begaan. Dit scenario wordt ondersteund doordat de aangever stomdronken was ten tijde van het incident.
De getuigenverklaring van [getuige 1] is onbetrouwbaar en dient van het bewijs te worden uitgesloten, omdat hij heeft verklaard dat hij vóór zijn getuigenverhoor door de raadsheer-commissaris niet met de aangever over het incident heeft gesproken. Het is vanzelfsprekend dat het incident onderling wordt besproken alvorens het getuigenverhoor plaatsvindt, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt vast dat op 15 april 2018 een mishandeling heeft plaatsgevonden in de rokersruimte van het uitgaanscentrum [plek]. De aanleiding van de mishandeling was een gesprek tussen de verdachte en de getuige [getuige 2] over de dochter van die getuige en haar ex-partner [naam]. De aangever is tussen de verdachte en [getuige 2] in gaan staan en heeft gezegd dat de verdachte normaal moest doen. De verdachte heeft hierop gereageerd door een klap tegen het hoofd van de aangever te geven. De aangever heeft ten gevolge daarvan pijn en letsel opgelopen. Vervolgens heeft [medeverdachte] de aangever geslagen en geschopt.
Anders dan de raadsman acht het hof het alternatieve scenario zoals door de verdachte geschetst, niet aannemelijk. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de aangifte in de kern wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 2] (17 april 2018), [getuige 3] (3 mei 2018) en [getuige 1] (6 oktober 2020). De verschillen tussen die verklaringen zijn van ondergeschikte betekenis en maken de verklaringen niet ongeloofwaardig of onbetrouwbaar. Het enkele gegeven dat de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij vóór het getuigenverhoor niet met de aangever over het incident heeft gesproken, is geen reden om zijn verklaringen als onbetrouwbaar aan te merken en terzijde te schuiven.
Dat de aangever zelf kennelijk nogal dronken is geweest, acht het hof in deze zaak niet van belang.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2018 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] te slaan tegen het hoofd.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat, in geval van een veroordeling, een geldboete dient te worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij op 15 april 2018 de aangever tegen het hoofd heeft geslagen. De verdachte heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan een mishandeling in een rokersruimte van een uitgaansgelegenheid. De aangever heeft als gevolg hiervan pijn en letsel opgelopen. Dit soort uitgaansgeweld roept gevoelens van onveiligheid en angst op in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 januari 2021 is hij eerder, waaronder voor wederspannigheid, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Een geldboete ligt niet in de rede, gelet op de ernst van het feit.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg en in hoger beroep in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.624,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Aangezien de verdachte in hoger beroep wordt vrijgesproken van de openlijke geweldpleging heeft dat als gevolg dat zijn aandeel in de veroorzaakte schade door het hof als aanmerkelijk geringer wordt beoordeeld. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De vordering tot schadevergoeding wordt ook gevorderd in de zaak van [medeverdachte]. Het hof wijst in die zaak een aanmerkelijk groter deel van de schadevergoeding toe. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
De vordering wordt voor wat betreft de materiële schade afgewezen, nu daarvoor onvoldoende is gebleken van een rechtstreeks verband, anders dan bij [medeverdachte].
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze, om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 2 (twee) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 april 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. D. Radder en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 februari 2021.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]