ECLI:NL:GHAMS:2021:2940

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
23-001305-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak na bewijs van recht op ontvangen betalingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van witwassen, waarbij het openbaar ministerie vermoedde dat de verdachte drie overboekingen had ontvangen die mogelijk uit misdrijf afkomstig waren. De verdachte verklaarde echter dat zij recht had op de ontvangen bedragen, omdat deze betrekking hadden op een openstaande vordering voor zorg die zij had verleend aan de benadeelde partij. In hoger beroep heeft de verdachte bewijsstukken overgelegd, waaronder facturen en urenoverzichten, ter ondersteuning van haar claim dat zij recht had op het geld. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat de verdachte geen recht had op de ontvangen bedragen en dat zij deze wederrechtelijk onder zich hield. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het onder 1 tenlastegelegde handelen. Het hof bepaalde dat de kosten door beide partijen gedragen moesten worden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001305-16
Datum uitspraak: 5 januari 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-706197-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van het aan haar onder feit twee tenlastegelegde. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 5 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging, en voor zover aan het oordeel
van het hof is onderworpen, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met
23 maart 2012, te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (totaal (ongeveer) 5582 euro), heeft /hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden of wist dat het/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft zorg verleend aan [benadeelde]. Vanaf de rekening van [benadeelde] is in totaal € 5.582,01 op
de rekening van de verdachte gestort door middel van drie stortingen in februari, maart en april 2011. Ook zijn twee andere bedragen op de rekening van de verdachte overgeboekt, maar deze bedragen zijn buiten beschouwing gebleven, aangezien de verdachte deze heeft doorgestort nadat zij bemerkte dat
deze bedragen haar niet toekwamen.
De verdachte heeft verklaard dat zij wist van de overboekingen vanaf de rekening van [benadeelde] en dat zij meende recht te hebben op deze betalingen voor eerder door haar aan [benadeelde] verleende zorg, waarvoor zij [benadeelde] ook had gefactureerd. In maart 2011 – nadat de verdachte reeds twee van de drie stortingen op haar rekening had ontvangen – heeft [benadeelde] tegen de verdachte gezegd dat de medeverdachte [medeverdachte] de geldbedragen zonder zijn medeweten van zijn rekening had overgeboekt naar de verdachte. In zijn aangifte heeft [benadeelde] verklaard dat hij het met die overboekingen niet eens was. Na deze mededeling heeft verdachte nog eenmaal geld ontvangen vanaf de rekening van [benadeelde]. Zij heeft het bedrag van
€ 5.582,01 behouden. [benadeelde] heeft – kort samengevat – daarnaast ook verklaard dat de verdachte amper werkzaamheden voor hem heeft verricht.
Uit het voorgaande kon het openbaar ministerie een vermoeden van witwassen afleiden ten aanzien
van de drie overboekingen. De verdachte heeft verklaard dat zij ervan uitging dat de betalingen betrekking hadden op haar openstaande vordering wegens aan [benadeelde] verleende zorg en dat zij dus recht had op het geld. In hoger beroep heeft zij stukken overgelegd, waaronder urenoverzichten en facturen, waaruit kan volgen dat zij gedurende een ruime periode zorg had verleend aan [benadeelde], dat hij voor deze zorg nog niet had betaald en dat de verdachte dus een vordering had op [benadeelde]. Ook heeft zij verklaard, ter terechtzitting in eerste aanleg (proces-verbaal van de zitting van 8 maart 2016, pagina 4) dat [benadeelde] haar had gezegd dat zij de bedragen mocht houden voor het werk dat zij voor hem had gedaan.
Bij deze stand van zaken kan het ten laste gelegde niet worden bewezen en dient de verdachte
te worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden dat de verdachte geen recht had op het geld
en evenmin dat zij het wederrechtelijk onder zich hield.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 23.880,93. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 6.057,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij (casu quo zijn erfgena(a)m(en)) kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P.C. Römer en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 januari 2021.
mr. J.J.J. Schols is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.