In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor poging tot woninginbraak, gepleegd op 23 maart 2017 te Purmerend. De tenlastelegging omvatte het zich begeven naar een woning met gereedschappen, met de intentie om in te breken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 september 2021 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, terwijl de advocaat-generaal stelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot diefstal in vereniging met braak.
Het hof heeft vastgesteld dat getuigenverklaringen en politie-informatie wezenlijk bewijs leveren voor de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten. De getuige beschreef drie jongens die zich verdacht gedroegen bij de woning, en de politie vond gereedschap in de nabijheid van de plaats delict. Het hof concludeert dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot woninginbraak. Het beroep op vrijwillige terugtred werd verworpen, omdat de omstandigheden niet aannemelijk maakten dat de verdachte vrijwillig was gestopt met de inbraak.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof heeft deze straf bevestigd, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met aftrek van voorarrest, en het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.