In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1983, was aangeklaagd voor poging tot woninginbraak, gepleegd op 23 maart 2017 te Purmerend. De tenlastelegging omvatte het zich begeven naar een woning met gereedschappen, met de intentie om in te breken. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders op het moment van de poging tot inbraak in de nabijheid van de woning aanwezig waren en dat hun uiterlijke kenmerken overeenkwamen met de beschrijving van getuigen. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de politierechter herzien en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal in vereniging met braak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ouderdom van de zaak en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.