In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van nepwapens, munitie en hasj. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het voorhanden hebben van nepwapens in een videoclip, het voorhanden hebben van munitie en het opzettelijk aanwezig hebben van hasj. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 september 2021 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, terwijl de advocaat-generaal stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak in overweging nam. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf van 80 uren op, subsidiair 40 dagen hechtenis, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten. Het hof heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen bevolen.