ECLI:NL:GHAMS:2021:3027

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
23-002475-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van nepwapens, munitie en hasj in videoclip

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van nepwapens, munitie en hasj. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het voorhanden hebben van nepwapens in een videoclip, het voorhanden hebben van munitie en het opzettelijk aanwezig hebben van hasj. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 september 2021 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, terwijl de advocaat-generaal stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de bewijsvoering en de omstandigheden van de zaak in overweging nam. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf van 80 uren op, subsidiair 40 dagen hechtenis, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten. Het hof heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen bevolen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002475-20
datum uitspraak: 12 oktober 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-173293-20 en 02-665265-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Feit 1.hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 8 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een of meer wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten (een) door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp(en) dat/die een ernstige bedreiging van personen kon(den) vormen en/of dat/die zodanig op een wapen geleek/geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was/waren, namelijk vijf, althans een of meer voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en/of afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont/vertonen met (een) vuurwapen(s),voorhanden heeft gehad en/of gedragen en/of vervoerd;
Feit 2.hij op of omstreeks 14 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten twee, althans een of meer, hagelpatro(o)n(en) (kaliber 12) voorhanden heeft gehad;
Feit 3.hij op of omstreeks 14 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 93,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging en andere beslissingen ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging en de onder de verdachte in beslag genomen goederen komt. Ook komt het hof tot iets andere overwegingen ten aanzien van het bewijs. Nu het hof zich ten dele wel verenigt met de inhoud van het vonnis, zal het hof de betreffende overwegingen overnemen in het arrest.

Bewijsoverweging

Standpunt raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat het onduidelijk is waar en wanneer de videoclip van de verdachte is opgenomen, zodat de tenlastegelegde pleegplaats en periode niet bewezen kunnen worden. Artiesten nemen in verschillende landen clips op, ook in landen waar de wapens zoals in de clip te zien zijn legaal te huren zijn. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aangetroffen hasj en hagelpatronen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Uit de videoclip van de verdachte blijkt dat hij beschikking had over de wapens, die qua vorm en afmeting gelijkenis vertonen met echte vuurwapens en daarmee geschikt zijn voor bedreiging en afdreiging. De plaats waar en de periode waarin dit is gebeurd, blijkt uit de tekst van het nummer dat te horen is in de videoclip en de beelden van Amsterdam die te zien zijn in deze clip. De hasj is aangetroffen in de woning van de verdachte en de hagelpatronen in de kelderbox die behoorde bij deze woning, zodat bewezen kan worden dat de verdachte van de aanwezigheid daarvan kennis droeg.
Oordeel hof
Feit 1
Uit het proces-verbaal van technisch onderzoek van [naam] van 14 mei 2020 en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 8 juni 2020 blijkt dat de verdachte in een videoclip van het nummer ‘ [nummer] ’, die op 8 mei 2020 op de website van [website] is geplaatst, vijf voorwerpen voorhanden heeft die, zoals bedoeld in art. 3 sub a van de Regeling Wet Wapens en Munitie, voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens.
Voor de vraag of het voorhanden hebben van deze wapens plaats heeft gevonden in de tenlastegelegde periode, is van belang dat de tekst van het nummer ‘ [nummer] ’, dat te horen is in de betreffende videoclip, onmiskenbaar verwijzingen bevat naar het corona-virus. Zo vallen de woorden corona en mondkapje. Uit een en ander, bezien in onderlinge samenhang met de titel van het nummer (‘ [nummer] ’) volgt dat het niet anders kan dan dat de videoclip, die is gemaakt naar aanleiding van dit nummer, is opgenomen in de tenlastegelegde periode.
In het kader van de vraag of bewezen kan worden dat de opnames van deze videoclip hebben plaatsgevonden in Nederland, acht het hof van belang dat de verdachte in [plaats] woont, dat het nummer Nederlandstalig is en dat de (enige) fragmenten in de videoclip waar geen personen te zien zijn, opnames van plekken in Amsterdam en Schiphol betreffen. Door of namens de verdachte is bovendien niet aangevoerd – laat staan onderbouwd – dat hij in de tenlastegelegde periode in het buitenland is geweest om de videoclip op te nemen, terwijl ook overigens het dossier hiervoor geen enkel aanknopingspunt biedt.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
Feiten 2 en 3
Het hof stelt vast dat op 14 mei 2020, bij de doorzoeking van de woning van de verdachte met het adres [adres] , een blok hasj van 93,6 gram is aangetroffen. De hasj zat in een schoudertas, die op de bank in de woonkamer lag. In de kelderbox van de woning van de verdachte werden twee hagelpatronen gevonden. De hagelpatronen bevonden zich in een doosje dat op het kinderzitje van een fiets lag. De kelderbox was verder nagenoeg leeg.
Het hof is van oordeel dat de verdachte op 14 mei 2020 de beschikkingsmacht had over de genoemde goederen, alsmede dat het niet anders kan dan dat hij zich bewust was van de aanwezigheid daarvan. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte – aldus zijn eigen verklaring – alleen woont in de woning op de [adres] , het adres waar hij ook staat ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie. Verder zijn hierbij de specifieke plekken waar de goederen zijn aangetroffen van belang. De hasj lag in een schoudertasje op een in het oog springende plek, te weten op de bank in de woonkamer, terwijl het doosje met hagelpatronen in het zicht lag op een kinderzitje van een fiets in een nagenoeg lege kelderbox die behoort bij de woning van de verdachte. Verdachte heeft ook anderszins geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van deze goederen buiten zijn wetenschap om.
Het hof acht hierom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte hetgeen onder 2 en 3 aan hem ten laste is gelegd heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1.hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 8 mei 2020 in Nederland wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerpen die zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt waren, namelijk vijf voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, voorhanden heeft gehad;
Feit 2.hij op 14 mei 2020 te Amsterdam, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten twee hagelpatronen (kaliber 12) voorhanden heeft gehad;
Feit 3.hij op 14 mei 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 93,6 gram hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf die in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat, in het geval van een bewezenverklaring, volstaan zou moeten worden met een voorwaardelijke taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van nepwapens die een sprekende gelijkenis vertonen met een vuurwapen, het voorhanden hebben van munitie en het aanwezig hebben van 93,6 gram hasj. Het voorhanden hebben van nepwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor (het gevoel van) veiligheid van personen. Verdovende middelen zijn voorts schadelijk voor de volksgezondheid. Het bezit daarvan heeft schadelijke gevolgen voor de samenleving, omdat de achterliggende handel in deze middelen gepaard gaat met criminaliteit en overlast.
Verder is van belang dat de verdachte de (nep)wapens heeft gebruikt voor het maken van een videoclip. Verdachte heeft met zijn videoclips een groot bereik, vooral onder de jeugd. De mogelijke consequentie dat jongeren het normaal gaan vinden dat dit soort (nep)wapens worden getoond en/of gebruikt
is dan ook verontrustend.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 september 2021 van de verdachte blijkt dat hij eerder meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor delicten die strafbaar zijn gesteld in de Wet wapens en munitie. Ook is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor, kort gezegd, een Opiumwetdelict.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd alsmede op de ter zake toepasselijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden. Hoewel daarbij rekening is gehouden met de hierboven genoemde (strafverzwarende) factoren, ziet het hof, gelet op de genoemde oriëntatiepunten, geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte op te leggen. Wegens de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte kan, naar het oordeel van het hof, evenwel niet worden volstaan met de oplegging van een (deels) voorwaardelijke taakstraf.

Onttrekking aan het verkeer

Het onder 2, 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 9, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Omdat het dossier het betreffende vonnis noch (een akte van uitreiking van) de mededeling van de voorwaardelijke straf die bij dit vonnis aan de verdachte is opgelegd, bevat, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2 STK Munitie (nr. 5918371) en 1 STK Verdovende Middelen (nr. 5918395).
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 18 september 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 mei 2019, parketnummer 02-665265-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. M.J.A. Duker en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 oktober 2021.
=========================================================================
[…]