ECLI:NL:GHAMS:2021:3187
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling na lichte duw tegen de schouder
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren wegens mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het toebrengen van een lichte duw aan de aangever, die hierdoor viel en een gebroken heup opliep. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van verklaringen van de aangever, de verdachte en een getuige. De aangever heeft wisselende verklaringen afgelegd over de toedracht van het incident, waarbij hij aanvankelijk sprak van een vuistslag, maar later aangaf dat hij slechts een duw tegen zijn schouder had gekregen. De verdachte verklaarde dat hij de aangever licht had aangetikt om hem te stoppen, omdat de aangever dreigde te slaan. De getuige bevestigde dat de duw niet hard was en vond het vreemd dat de aangever viel door deze lichte duw.
Het hof oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging van mishandeling. De lichte duw die de verdachte had gegeven, voldeed niet aan de criteria van opzet op pijn of letsel, zoals vastgelegd in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De kosten werden door beide partijen gedragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de nuances in de verklaringen van betrokkenen in strafzaken.