ECLI:NL:GHAMS:2021:3188

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
23-001965-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor poging tot diefstal met braak uit vrachtauto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken. De zaak betreft een poging tot diefstal met braak uit een vrachtauto, waarbij de verdachte in de nacht van 9 op 10 februari 2016 in Den Helder probeerde in te breken in een geparkeerde vrachtauto. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld, inclusief een glasvergelijkend onderzoek dat aantoonde dat glasdeeltjes van de tas van de verdachte afkomstig waren van de ingeslagen ruit van de vrachtauto. Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de poging tot diefstal, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de inbraak. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en 15 dagen hechtenis, met inachtneming van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001965-17
datum uitspraak: 7 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-140649-16 en 16-063091-15 (TUL), 21-006384-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2021, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Voorts heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van hetgeen onder 2 impliciet cumulatief tenlastegelegde, voor zover dat ziet op de bestelauto met kenteken [kenteken 1]. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 tot en met 10 februari 2016 te Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen
(- uit een bestelauto met kenteken [kenteken 2], geparkeerd aan de [adres 2], geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of
- uit een vrachtauto met kenteken [kenteken 3], welke geparkeerd stond aan de [adres 3] geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]),
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan genoemde rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en zich daarbij (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, de zijruit(en) van die (vracht/bestel-)auto(‘s) heeft/hebben ingeslagen en/of de (dashboard)kastje(s) heeft/hebben geopend en/of die (vracht/bestel-)auto(‘s) heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de feiten in deze zaak niet meer goed zijn vast te stellen wegens gebrek aan voortvarendheid van het openbaar ministerie met de procedure, er geen getuigen zijn gehoord in eerste aanleg en in hoger beroep terwijl dat wel is verzocht en de redelijke termijn ten tijde van de terechtzitting in hoger beroep ruimschoots is verstreken, waardoor de verdachte in zijn belangen is geschaad en geen sprake meer is van een eerlijk proces dat aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de (verdere) vervolging van de verdachte.
Het hof stelt voorop dat overschrijding van de redelijke termijn van berechting niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Daarnaast leent de beslissing om tot vervolging over te gaan of de vervolging voort te zetten zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Van zodanige uitzonderlijke omstandigheden is in deze zaak niet gebleken. Het hof is van oordeel dat er geen sprake van is dat door het tijdsverloop de feiten onvoldoende kunnen worden vastgesteld, terwijl het enkele tijdsverloop niet tot de conclusie kan leiden dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met de (voortzetting van de) vervolging van de verdachte niet enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kon zijn. Het recht op een eerlijk proces is niet geschonden.
Het hof verwerpt daarom dit verweer.
Het hof zal het tijdsverloop wel meewegen bij de beslissing over de strafoplegging.

Vrijspraak

Evenals de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het onder 2 impliciet cumulatief tenlastegelegde, voor zover dat ziet op de bestelauto met kenteken [kenteken 4], zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek gedaan om verbalisant [verbalisant 1] als getuige te horen, nu het aanvullend proces-verbaal van 18 november 2020 tegenstrijdigheden bevat en in het proces-verbaal niet alle vragen die door het hof zijn gesteld zijn beantwoord, terwijl dit volgens de raadsman wel van cruciaal belang is voor een bewezenverklaring van de poging inbraak in de vrachtauto met kenteken [kenteken 3].
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet geen noodzaak tot het horen van verbalisant [verbalisant 1] als getuige. Het hof oordeelt dat de vraag, zoals deze is geformuleerd in het proces-verbaal van de regiezitting bij het hof van 7 juli 2020, door de verbalisant schriftelijk en eenduidig is beantwoord en vastgelegd is in het proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2020. Van overige vragen die aan deze verbalisant zouden moeten worden gesteld is het hof niet gebleken, noch heeft de raadsman – ook niet desgevraagd – deze tijdens de zitting aan de orde gesteld.
Vrachtauto met kenteken [kenteken 3]
Subsidiair heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging inbraak uit een vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] nu – kort samengevat – niet in redelijkheid kan worden vastgesteld dat het glas dat onderzocht is afkomstig is van de desbetreffende vrachtauto. Zonder nader onderzoek is het resultaat van het glasonderzoek onvoldoende redengevend voor een bewezenverklaring. Bovendien is het tasje waarin glassplinters zijn aangetroffen niet toe te schrijven aan de verdachte nu het steunbewijs daartoe in het dossier ontbreekt.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof staat, gelet op de inhoud van het dossier, in voldoende mate vast dat de grijze tas van het merk Dolce & Gabana toebehoort aan de verdachte. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2016 blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] de verdachte aan een insluitingsfouillering heeft onderworpen, de verdachte droeg op dat moment voornoemde tas om zijn nek. Ter waarheidsvinding is de tas in beslaggenomen, waarna verbalisant [verbalisant 2] zag dat er een tweetal stukjes glas in het hoofdvak lagen. In hetzelfde proces-verbaal wordt de insluitingsfouillering van medeverdachte [medeverdachte] beschreven. Er wordt enkel melding gemaakt van de inbeslagname van een gripzakje hennep. Dat verbalisant [verbalisant 3] in het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige – dat ruim een maand na de aanhoudingen en insluitingsfouilleringen wordt opgemaakt - onder het kopje “Aanleiding” vermeldt dat (mede)verdachte [medeverdachte] tijdens zijn aanhouding een heuptas, merk Dolce & Gabana bij zich had waarin de collega’s van de uniformdienst stukjes glas zagen, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof schuift deze omschrijving/koppeling – gelet op de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van 10 februari 2016 - als een kennelijke verschrijving ter zijde.
Er is een vergelijkend glasonderzoek uitgevoerd, waarbij de van de heuptas verkregen glasdeeltjes (het ‘vreemde glas’ met SIN [nummer 1]) vergeleken zijn met inbeslaggenomen stukjes glas van de ingeslagen autoramen, waaronder glasstukjes uit het kapotte auto raam van de vrachtauto met kenteken [kenteken 3] ( het zogenoemde ‘referentieglas’ met SIN [nummer 2] ). Deze vrachtauto stond geparkeerd op de [adres 3] te Den Helder. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de vergelijking is gedaan met behulp van apparatuur waarmee de sporenelementsamenstelling van de glasdeeltjes is bepaald en dat het onderscheidend vermogen van de sporenelementsamenstelling zeer groot is. De deskundige concludeert dat voor 8 van de 20 onderzochte glasdeeltjes uit de heuptas geldt dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker (ordegrootte bewijskracht 100-10.000) zijn wanneer deze afkomstig zijn van de vernielde voertuigruit waartoe het referentieglas ([nummer 3]) heeft behoord, dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit of glazen object.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in de vrachtauto met kenteken [kenteken 3]. Het hof acht niet wettig bewezen dat de verdachte deze poging in vereniging heeft gedaan, van het medeplegen zal de verdachte worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 9 tot en met 10 februari 2016 te Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen
- uit een vrachtauto met kenteken [kenteken 3], welke geparkeerd stond aan de [adres 3] toebehorende aan [bedrijf],
toebehorende aan genoemde rechthebbende en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak de zijruiten van die vrachtauto heeft ingeslagen en die vrachtauto heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de ouderdom van het feit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een auto-inbraak. De verdachte heeft daarbij kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en aldus blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Bovendien zal het vergrijp de eigenaar van de vrachtauto een gevoel van onveiligheid en ergernis hebben bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 juni 2021 is hij eerder voor soortgelijke misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Bovendien liep de verdachte in twee proeftijden van eerdere veroordelingen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof houdt echter ook rekening te houden met de ouderdom van de zaak en is daarom van oordeel dat, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 408,92. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 337,97. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 impliciet cumulatief tenlastegelegde, voor zover dat ziet op ziet op de poging tot medeplegen van inbraak in de bestelauto met kenteken [kenteken 4], handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 juni 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem van 13 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 164 dagen met een proeftijd van 2 jaren. Ook deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen gelet op de vergaande consequenties die detentie voor de verdachte zullen meebrengen.
De raadsman heeft verzocht de tenuitvoerlegging om te zetten in een taakstraf.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaak voor het einde van twee proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Uitgangspunt geldt dat voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, essentieel is dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, acht het hof termen aanwezig de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Aanvulling extract met overige beslissingen (dictum) die door griffier in NIAS niet gestructureerd kunnen worden vastgelegd:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 impliciet cumulatief tenlastegelegde, voor zover dat ziet op de bestelauto met kenteken [kenteken 1].
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 7 juli 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 22 juni 2015, parketnummer 16-063091-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week met proeftijd van 2 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 7 juli 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden van 13 februari 2015, parketnummer 21-006384-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 164 dagen met proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. M.M.H.P. Houben en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juli 2021.
mr. M.M.H.P. Houben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen