ECLI:NL:GHAMS:2021:3194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
23-000877-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake voorhanden hebben van een raketwerper

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2020. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een raketwerper. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd op 25 september 2020, 29 januari 2021 en 24 augustus 2021, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd.

De zaak kwam aan het licht na een melding van schoten op een woning op 26 maart 2019, waarbij een huls werd aangetroffen. Tijdens het onderzoek zijn verklaringen van getuigen en de verdachte zelf verzameld. Het hof heeft vastgesteld dat de raketwerper op 4 december 2019 werd aangetroffen in een kelderbox die toebehoorde aan de verdachte en zijn partner, getuige [getuige]. De verdachte had de sleutel van deze kelderbox en er zijn DNA-sporen van hem aangetroffen op de tas waarin de raketwerper was verpakt.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van de raketwerper, maar sprak hem vrij van medeplegen. De strafoplegging werd mede beïnvloed door de wijziging van de wetgeving die op 1 januari 2020 in werking trad, waardoor de strafmaximum voor dergelijke feiten was verdubbeld. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met enkele aanpassingen in de bewijsoverwegingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000877-20
datum uitspraak: 7 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-997090-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - Westlinge ZBB te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2020, 29 januari 2021 en 24 augustus 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zal worden bevestigd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • het op pagina 3 van het vonnis, onder 4.3.1, eerste alinea, vermelde telefoonnummer
  • uit bewijsmiddel 18 op pagina 22 van het vonnis de volgende passage
“Op 26 maart 2019 werd melding gedaan dat er geschoten was op de woning aan de [adres 2]. Er zou 1 schot afgevuurd zijn. Op het pad in de voortuin werd een huls aangetroffen.”
- aan de bewijsmiddelen voor feit 1
toevoegtde verklaring van [getuige] ten overstaan van verbalisanten op 4 december 2019, doorgenummerde pagina’s 189-190 van het dossier, voor zover inhoudende:
V. Je vertelde eerder dat hij hier een half jaar geleden bij jou is komen wonen.
A. Ja dat klopt.
V. Hoe vaak verblijft hij (het hof begrijpt: de verdachte) hier?
A. Ja nu is het gewoon zeven dagen per week. Ja gewoon elke dag.
V. Dus jij en hij zijn de enige die de sleutel hebben van de box?
A. Van de box ja.
V. Wanneer ben jij er voor het laatst geweest?
A. Twee maanden geleden ofzo denk ik. We hebben onze oude keukenkastjes er in gezet. Die had hij net weggegooid;
  • de bewijsoverweging van de rechtbank met betrekking tot feit 1 primair
  • aan de strafmotivering het verderop in het arrest vermelde

Bewijsoverweging feit 1 primair (raketwerper)

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de verklaringen van getuige [getuige], de partner van de verdachte, bruikbaar zijn voor het bewijs. De verdediging heeft een behoorlijke en effectieve mogelijkheid gehad om [getuige] te ondervragen. Dat [getuige] zich tijdens het verhoor bij de raadsheer-commissaris een aantal keer op haar verschoningsrecht heeft beroepen en daarnaast een aantal keer heeft verklaard dat zij
“het niet meer weet,”doet daar niet aan af. Ook overigens is het hof van oordeel dat de verklaringen van [getuige] in voldoende mate steun vinden in de andere bewijsmiddelen.
[getuige] heeft bij de politie onder meer verklaard dat alleen zij en de verdachte een sleutel hadden van de box waarin de raketwerper is aangetroffen. De verklaring die [getuige] heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris doet daaraan niets af. Zij bevestigt in de verklaring bij de raadsheer-commissaris dat de verdachte en zij samenwoonden in haar woning aan de [adres 3] en verduidelijkt dat de sleutel van de voordeur niet dezelfde is als de sleutel van de deur aan de straatkant, die toegang verschaft tot de bergingen. Anders dan de raadsman heeft betoogd is het naar oordeel van het hof ook niet onduidelijk hoeveel sleutels van de kelderbox er in omloop waren. De verklaring van [getuige] bij de politie wordt ondersteund door hetgeen de verdachte daar zelf in eerste aanleg over heeft verklaard: zij verklaren allebei dat alleen [getuige] en de verdachte een sleutel van de kelderbox in het bezit hadden. Dat [getuige] bij de raadsheer-commissaris verklaart dat thans niet meer te weten, maakt dat niet anders.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een raketwerper en overweegt daartoe nog het volgende.
De raketwerper werd op 4 december 2019 verpakt aangetroffen bij een doorzoeking in de kelderbox, behorende bij de woning op [adres 3]. Uit de verklaringen van [getuige] en de verklaring van de verdachte op de zitting in eerste aanleg, volgt dat de verdachte feitelijk verbleef op dit adres. De verdachte heeft verder verklaard dat alleen zijn vriendin en hijzelf de sleutel hebben van de kelderbox. [getuige] heeft dit bevestigd, waarbij zij heeft toegevoegd dat niemand anders een sleutel had van deze kelderbox. Bij de fouillering werd de sleutel van de kelderbox aan de sleutelbos van de verdachte gevonden. Het hof maakt daaruit op dat de verdachte de beschikkingsmacht had over de kelderbox en de goederen die zich daarin gevonden. Voorts heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij de sleutel nooit aan derden heeft uitgeleend, noch dat derden zonder zijn toezicht de kelderbox hebben betreden. [getuige] heeft verklaard dat er niet is ingebroken in de berging. [1] Verder heeft zij verklaard dat zij al sinds september 2019 niet meer in de kelderbox is geweest. Volgens haar zou de verdachte daar echter nog voor zijn aanhouding zijn geweest, hetgeen ter zitting in eerste aanleg door de verdachte is bevestigd. Daarnaast is vastgesteld dat de raketwerper was verpakt in een zwarte stoffen tas en een roze kussensloop. Op de zwarte tas is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met dit profiel matcht is kleiner dan één op één miljard. Ten aanzien van 5 andere DNA-profielen die zijn aangetroffen in bemonsteringen van zowel de zwarte tas als de roze kussensloop is vastgesteld dat in de betreffende bemonsteringen DNA van de verdachte aanwezig kan zijn.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de raketwerper in de kelderbox van de woning aan de [adres 3] en dat hij daar ook de beschikkingsmacht over had. De verklaring van de verdachte, dat hij geen idee heeft hoe de raketwerper in de kelderbox terecht is gekomen, vindt het hof dan ook onaannemelijk.
Concluderend is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een raketwerper.
Partiële vrijspraak feit 1
Het hof is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het voorhanden hebben van de raketwerper samen met een ander heeft gepleegd, zodat de verdachte van het tenlastegelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.

Toevoeging strafmotivering

Op 1 januari 2020 is de Wet van 27 september 2019 tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen inwerking is getreden. Met de inwerkingtreding van die wet is aan artikel 55 van de Wet wapens en munitie een zevende lid toegevoegd dat als volgt luidt:
Met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die handelt in strijd met de artikelen 9, eerste lid, 14, eerste lid, 26, eerste lid, of 31, eerste lid, en het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2° of onderdeel 7°.Het bewezenverklaarde feit is gepleegd op 4 december 2019, slechts kort voordat het strafmaximum op handelen in strijd met artikel 26 Wwm met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7 werd verdubbeld van vier naar acht jaar gevangenisstraf. Het hof leidt daaruit af dat de wetgever de strafwaardigheid van onder andere het voorhanden hebben van een raketwerper in de aanloop naar de wetswijziging anders is gaan beoordelen. Ook dit is een omstandigheid die het hof in strafverzwarende zin meeweegt bij de strafoplegging en die er mede aanleiding toe geeft de toen geldende maximumstraf van vier jaar gevangenisstraf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. V.M.A. Sinnige en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2021.
mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] bij raadsheer-commissaris op 27 juli 2021, p. 4.