ECLI:NL:GHAMS:2021:3224

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
23-000326-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meerdere strafzaken met betrekking tot vernieling, diefstal en opzetheling

Dit arrest betreft het hoger beroep van de verdachte tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 2 februari 2021, in meerdere gevoegde strafzaken. De verdachte is beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder vernieling, diefstal in verschillende varianten en opzetheling. De tenlastelegging omvat onder andere het opzettelijk vernielen van een garage deur, diefstal uit voertuigen en het verwerven van goederen die door misdrijf verkregen zijn. Tijdens de zitting op 5 oktober 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een kort tijdsbestek schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, wat leidt tot aanzienlijke schade en overlast voor de gedupeerden. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten herzien en de verdachte in een aantal gevallen vrijgesproken, maar heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan meerdere feiten. De rechtbank had eerder een jeugddetentie opgelegd, maar het hof heeft de strafmaat heroverwogen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en in sommige gevallen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000326-21
datum uitspraak: 19 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-045175-20 en 13-097659-20 en 13-146244-20, alsmede 13-680163-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-045175-20:
feit 1.
hij op of omstreeks 6 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een garage gelegen aan de [adres 2]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),te weten aan de [benadeelde 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2.
hij op of omstreeks 6 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (in/uit een personenauto, Audi A3, kenteken [kenteken 1]), een fles motorolie en/of een etui (met daarin een Ray ban zonnebril), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3.
hij op of omstreeks 6 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (in/uit een personenauto , Mercedes-Benz Vito, kenteken [kenteken 2]), een werktas (Hugo Boss) en/of een Ipad (Apple) en/of een zonnebril (Louis Vuitton), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door een ruit van die auto in te slaan/te verbreken, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
feit 4.
hij op of omstreeks 6 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (in/uit een personenauto, BMW, [kenteken 3]), een make-up tasje, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door een raam/ruit van die auto in te slaan, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
feit 5.
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 2020 tot en met 8 januari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (in/uit een personenauto, Volvo V50, [kenteken 4]), een portemonnee (met daarin een geldbedrag van ongeveer 70 euro) en/of een chauffeurskaart en/of een ondernemerskaart en/of een keykaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 6.
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2019 tot en met 19 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) een of meer goederen, te weten laptoptas met laptop en/of een of meer bankpassen (op naam van [slachtoffer 5]) en/of een of meer paspoorten (op naam van [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7]) en/of een of meer rijbewijzen (op naam van [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 5]) en/of een ID-kaart (op naam van [slachtoffer 7]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed/goederen betrof;
Zaak met parketnummer 13-146244-20 (gevoegd):
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in een trapportaal van een flat gelegen aan de [adres 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 8), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededaders
-voornoemde [benadeelde 3] met zijn/hun verdachtes arm(en) om zijn nek naar achteren heeft/hebben getrokken en/of
-voornoemde [benadeelde 3] bij zijn jas heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
-tegen voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd: "waar is je telefoon" en/of op een agressieve toon: "geef me je telefoon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-voornoemde [benadeelde 3] naar de grond heeft/hebben getrokken en/of
-(die al dan niet op de grond liggende [benadeelde 3]) eenmaal of meermalen tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt (waardoor voornoemde [benadeelde 3] met zijn hoofd tegen de trapleuning klapte en/of een bult en/of schram op zijn hoofd kreeg) en/of
-voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben vastgepakt en/of
-voornoemde [benadeelde 3] op de vloer van het trapportaal heeft/hebben gedrukt en/of
-(daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de borst, althans tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
-de zakken van voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben doorzocht en/of
-voornoemde [benadeelde 3] eenmaal of meermalen om de toegangscode van zijn telefoon heeft/hebben gevraagd en/of
-het mes/voorwerp tegen de hals van voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gehouden en/of
-de punt van het mes/voorwerp tegen de slaap en/of tegen de wang, althans tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
-op dreigende toon tegen voornoemde [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd: als mijn naam in een van de politiesystemen terecht komt of ik hierdoor vast kom te zitten, laat ik je opwachten door een groep negertjes of steek ik je neer, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak met parketnummer 13-097659-20 (gevoegd):
feit 1.
hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, de Van der Vijverstraat, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone XR) en/of een mobiele telefoon (Iphone X), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 8] en/of [benadeelde 4] BV en/of die [slachtoffer 9] of aan een derde toebehoorde, door
-aan voornoemde [slachtoffer 9] te vragen hoe laat het was, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of -achter voornoemde [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te lopen en/of
-tegen voornoemde [slachtoffer 9] te roepen: "geef mij je telefoon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-voornoemde [slachtoffer 9] de code van zijn telefoon te vragen en/of
-voornoemde [slachtoffer 9] hardhandig bij zijn jas vast te pakken en/of vast te grijpen (waardoor die [slachtoffer 9] tegen een geparkeerde auto ten val kwam) en/of
-op voornoemde [slachtoffer 8] af te rennen en/of -aan voornoemde [slachtoffer 8] te vragen: "mag ik je telefoon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-aan voornoemde [slachtoffer 8] te vragen uit zijn Icloud uit te loggen en/of
-voornoemde [slachtoffer 8] de pincode van zijn telefoon te vragen;
feit 2.
hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere goederen, te weten een mobiele telefoon (Iphone X, voorzien van het IMEI-nummer [nummer 1]) en een mobiele telefoon (Iphone Xr, voorzien van IMEI-nummer [nummer 2]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie, de strafoplegging, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3], alsmede de schadevergoedingsmaatregel dan de rechtbank.

Vrijspraak zaak C feit 1, parketnummer 13-097659-20

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-146244-20 en in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
Zaak met parketnummer 13-045175-20:
feit 1.
op 6 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur (van een garage gelegen aan de [adres 2]), toebehorend aan de [benadeelde 1] heeft vernield;
feit 2.
op 6 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen (uit een personenauto, Audi A3, kenteken [kenteken 1]), een fles motorolie en een etui (met daarin een Ray Ban zonnebril), toebehorende aan [benadeelde 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3.
op 6 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen (uit een personenauto, Mercedes-Benz Vito, kenteken [kenteken 2]), een werktas (Hugo Boss) en een Ipad (Apple) en een zonnebril (Louis Vuitton), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een ruit van die auto in te slaan;
feit 4.
op 6 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen (uit een personenauto, BMW, [kenteken 3]), een make-up tasje, toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een raam van die auto in te slaan;
feit 5.
in de periode van 7 januari 2020 tot en met 8 januari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen (uit een personenauto, Volvo V50, [kenteken 4]), een portemonnee (met daarin een geldbedrag van ongeveer 70 euro) en een chauffeurskaart en een ondernemerskaart en een keykaart, toebehorende aan [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 6.
in de periode van 2 juli 2019 tot en met 19 februari 2020 te Amsterdam, (telkens) goederen, te weten laptoptas met een bankpas (op naam van [slachtoffer 5]) en paspoorten (op naam van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]) en rijbewijzen (op naam van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5]) en een ID-kaart (op naam van [slachtoffer 7]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Zaak met parketnummer 13-146244-20 (gevoegd):
1.
hij op 1 juni 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, in een trapportaal van een flat gelegen aan de [adres 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Iphone 8), toebehorende aan [benadeelde 3],
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en/of zijn mededaders
-voornoemde [benadeelde 3] met zijn arm om zijn nek naar achteren heeft getrokken en
-voornoemde [benadeelde 3] bij zijn jas heeft vastgepakt en
-tegen voornoemde [benadeelde 3] heeft gezegd: "waar is je telefoon" en op een agressieve toon: "geef me je telefoon", en
-voornoemde [benadeelde 3] naar de grond heeft getrokken en
-die op de grond liggende [benadeelde 3] tegen het hoofd heeft geslagen en
-voornoemde [benadeelde 3] heeft vastgepakt en
-voornoemde [benadeelde 3] op de vloer van het trapportaal heeft gedrukt en
-daarbij een mes, tegen de borst van voornoemde [benadeelde 3] heeft gedrukt en
-de zakken van voornoemde [benadeelde 3] heeft doorzocht en
-voornoemde [benadeelde 3] om de toegangscode van zijn telefoon heeft gevraagd en
-het mes tegen de hals van voornoemde [benadeelde 3] heeft gehouden en
-het mes tegen de wang van voornoemde [benadeelde 3] heeft gedrukt en
-op dreigende toon tegen voornoemde [benadeelde 3] heeft gezegd: “als mijn naam in een van de politiesystemen terechtkomt of ik hierdoor vast kom te zitten, laat ik je opwachten door een groep negertjes of steek ik je neer”, althans woorden van gelijke strekking.
Zaak met parketnummer 13-097659-20 (gevoegd):
feit 2.
op 5 februari 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, goederen,
te weten een mobiele telefoon (Iphone X, voorzien van het IMEI-nummer [nummer 1]) en een mobiele telefoon (Iphone Xr, voorzien van IMEI nummer [nummer 2]) heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van deze goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-146244-20 en in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-146244-20 en in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 2 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 3 en 4 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 6 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd
Het in de zaak met parketnummer 13-146244-20 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-146244-20 en in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A, de feiten 1 tot en met 6, zaak B en zaak C de feiten 1 en 2 bewezenverklaarde met toepassing van het jeugdstrafrecht veroordeeld tot een jeugddetentie van 222 dagen met aftrek van voorarrest alsmede een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder: pij-maatregel) met algemene en bijzondere voorwaarden (kort samengevat: het houden aan een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling en begeleid wonen, het volgen van onderwijs, het meewerken aan schuldhulpverlening, alsmede een locatiegebod). De rechtbank heeft voormelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A de feiten 1 tot en met 6, zaak B en zaak C feit 2 tenlastegelegde met toepassing van het jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 58 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering. In het geval het hof overweegt de op te leggen voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke pij-maatregel in plaats van aan een voorwaardelijke jeugddetentie verzoekt de advocaat-generaal het hof de behandeling van de strafzaak aan te houden om nader onderzoek door de deskundigen te doen plaatsvinden naar de eventuele relatie tussen de geconstateerde persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte en het door hem toegepaste geweld in zaak B.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting eveneens verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en te volstaan met het opleggen van een straf gelijk aan het ondergane voorarrest. Voor het geval het hof daarnaast nog een voorwaardelijk strafdeel overweegt verzoekt de raadsvrouw het hof af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke pij-maatregel. Aan het ultimum remedium beginsel wordt niet voldaan. Sinds de ten laste gelegde feiten heeft de verdachte op een enkel incident na geen contact meer gehad met politie of justitie en houdt hij zich aan de hem opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden. Om deze redenen is er geen noodzaak tot het opleggen van een voorwaardelijke pij-maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een veelvoud aan strafbare feiten. Hij heeft zich (al dan niet tezamen met anderen) schuldig gemaakt aan een viertal auto-inbraken, vernieling van een garagedeur en opzetheling van meerdere bankpassen en identiteitsbewijzen. De verdachte heeft hiermee steeds weer te kennen gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Feiten als de onderhavige zijn niet alleen ergerlijk maar veroorzaken ook schade en overlast aan de gedupeerden.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen aangever, die net als hij woonachtig was bij een begeleid woonproject van [project], met geweld van zijn telefoon beroofd. Hierbij is op aangever ingeslagen, zowel met de vlakke hand als met de vuist. Ook is aangever bedreigd; er is onder meer een mes tegen zijn borst, hals en wang gedrukt. Voor aangever is dit begrijpelijkerwijs een zeer angstaanjagende ervaring geweest. Niet onvermeld mag blijven dat aangever ten tijde van de beroving nog minderjarig was. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke integriteit van aangever als op zijn eigendomsrecht. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de opzetheling van twee mobiele telefoons. Het hof neemt dit verdachte ernstig kwalijk.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een
first offender
voor een diefstal met geweld (straatroof) vanaf 60 uur taakstraf dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie,
voor een diefstal uit een auto met braak eveneens 60 uur taakstraf dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie,
voor opzetheling met een schade van meer dan € 150,00 vanaf 30 uur taakstraf en
voor een vernieling met geringe schade een taakstraf van 20 uur, in geval van aanzienlijke schade vanaf 30 uur taakstraf,
genoemd.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte bij meerdere bewezenverklaarde feiten tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gehandeld.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof verder mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 september 2021 blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten alsmede dat de feiten hebben plaatsgevonden terwijl de verdachte nog in een proeftijd liep.
Het hof heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportages van [naam 1] (verder: [naam 1]), kind-en jeugdpsychiater van 27 oktober 2020 en [naam 2] (verder: [naam 2]), orthopedagoog-generalist van 29 oktober 2020. Tevens heeft het hof kennisgenomen van een advies van [naam 3] (verder: [naam 3]), als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland van 18 januari 2021, een voortgangsverslag van [naam 4] (verder: [naam 4]), als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Inforsa van 6 september 2021 en een advies van [naam 5] (verder: [naam 5]), eveneens als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Inforsa van 24 september 2021.
Door alle deskundigen wordt geadviseerd tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Mede gelet op deze eensluidende adviezen zal het hof, evenals de rechtbank, het jeugdstrafrecht toepassen.
Het hof stelt vast dat uit de verschillende rapportages blijkt dat de deskundigen verwachten dat de verdachte baat zou hebben bij het opleggen van algemene en bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel om langs deze weg de verdachte intensief onder toezicht te hebben en te begeleiden.
De vraag die aan het hof voorligt is of dat voorwaardelijke strafdeel moet bestaan uit een voorwaardelijke jeugddetentie of uit een voorwaardelijke pij-maatregel.
Het hof stelt vast dat [naam 1] in zijn rapportage heeft geadviseerd tot een intensieve vorm van begeleiding van verdachte als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk deel van een jeugddetentie, waarbij hij een voorwaardelijke pij-maatregel als alternatief of additioneel strafkader noemt. [naam 2] heeft in haar rapportage eveneens geadviseerd de verdachte te onderwerpen aan intensief toezicht en begeleiding in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie. Ook [naam 3] en [naam 5] hebben geadviseerd tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de deskundigen [naam 1], [naam 2] en [naam 5] over deze kwestie gehoord. [naam 1] heeft ter terechtzitting in hoger beroep, anders dan in eerste aanleg, geadviseerd de op te leggen bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke pij-maatregel, zodat de verdachte een flinke stok achter de deur heeft. [naam 2] en [naam 5] hebben ter terechtzitting te kennen gegeven thans geen aanleiding te zien hun in eerste aanleg gegeven advies te wijzigen.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw en anders dan de rechtbank ziet het hof met inachtneming van hetgeen door de deskundigen naar voren is gebracht geen aanleiding de op te leggen algemene en bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke pij-maatregel. Hierbij acht het hof van belang dat de verdachte blijkens het meest recente advies van de Reclassering Inforsa ontvankelijk lijkt voor de hulp welke hij krijgt. Hij werkt mee aan behandeling, houdt zich aan de woonvoorwaarden, volgt een opleiding en heeft contact met de schuldhulpverlening. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding een ingrijpende maatregel als een voorwaardelijke pij-maatregel op te leggen; met het opleggen van voorwaardelijke jeugddetentie kan worden volstaan om aan de verdachte het vereiste toezicht en begeleiding op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, waaronder de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een deels voorwaardelijke jeugddetentie met algemene en bijzondere voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf beoogt het hof recidive te voorkomen. Het hof verwacht dat de aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden algemene en bijzondere voorwaarden verder bijdragen aan ontwikkeling van de verdachte in een gunstige richting.
Het hof zal bevelen dat de dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Mede gelet op het feit dat eerder genoemde deskundigen de kans op recidive als hoog dan wel verhoogd inschatten is het hof van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

Beslag

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting opgemerkt dat het in de zaak met parketnummer 13-146244-20 (zaak B) tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes en gevorderd dat dit zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het hof overweegt dat dit mes aan het verkeer zal worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,00 voor materëele schade met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben ter terechtzitting gevorderd dat de vordering bij gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de gestelde schade door het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 100,00 voor materiële schade met toekenning van wettelijke rente en een schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren bij gebrek aan onderbouwing.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof baseert zich hierbij op de door de benadeelde partij overgelegde brief van de [organisatie] van 6 februari 2020. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 1.655,69 (€ 505,69 aan materiële schade en € 1150,00 aan immateriële schade) met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.005,69 (€ 505,69 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade) en voor het overige niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.405,69 (€ 505,69 aan materiële schade en € 900,00 aan immateriële schade) toegewezen.
De raadsvrouw heeft ter zich terechtzitting in hoger beroep gerefereerd ten aanzien van de materiële schade en het hof verzocht de toe te kennen immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 500,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 13-146244-20 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof zal de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade in zijn geheel toekennen. Het hof waardeert de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 750,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 298,00 voor materiele schade met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Gelet op bovenstaande ligt de vordering van benadeelde partij [benadeelde 4] in hoger beroep niet aan het hof voor.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 47, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 311, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 50 dagen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast en daarbij bepaalt dat de jeugddetentie van 50 dagen wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Omdat de proeftijd bij deze voorwaardelijke straf inmiddels is verlopen zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-146244-20 en in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en in de zaak met parketnummer 13-146244-20 en in de zaak met parketnummer 13-097659-20 onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
58 (achtenvijftig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 4]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich laat behandelen door Inforsa Forensisch Jeugdteam of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verblijft bij Multipluszorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende het toezicht een opleiding aan het ROC of een soortgelijke instelling volgt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 stk mes (goednummer 5924695).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-045175-20 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 januari 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-146244-20 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.255,69 (duizend tweehonderdvijfenvijftig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 505,69 (vijfhonderdvijf euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-146244-20 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.255,69 (duizend tweehonderdvijfenvijftig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 505,69 (vijfhonderdvijf euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 juni 2020.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 5 juni 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2019, parketnummer 13-680163-18, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 205 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. D. Radder en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2021.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]