ECLI:NL:GHAMS:2021:3225

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
23-000809-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake openlijk geweld door jeugdige verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 maart 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 2006, was beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 23 mei 2020 te Diemen, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen een benadeelde partij. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de benadeelde partij, waarbij de verdachte de benadeelde heeft geslagen en geschopt terwijl deze op de grond lag. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De straf die de kinderrechter had opgelegd, bestond uit een taakstraf van 50 uren en 25 dagen jeugddetentie, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof heeft de straf aangepast en een deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden gericht op het voorkomen van recidive. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen, die verband hield met immateriële schade. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000809-21
datum uitspraak: 19 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-193412-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 23 mei 2020 te Diemen, in elk geval in Nederland, met anderen, op of aan de openbare weg, te weten aan de Hartveldseweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het één of meermalen slaan en/of stompen van voornoemde [benadeelde] en/of
- het trappen en/of schoppen en/of stampen in/op/tegen het hoofd/gezicht, althans het lichaam, van voornoemde [benadeelde] (terwijl voornoemde [benadeelde] op de grond lag/op de grond was gevallen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt, alsmede tot een andere formulering van de bijzondere voorwaarden, alsook tot een andere beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel, dan de kinderrechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 mei 2020 te Diemen, met anderen, aan de openbare weg, te weten aan de Hartveldseweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen van voornoemde [benadeelde] en
– het schoppen en stampen in/op/tegen het hoofd van voornoemde [benadeelde].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie waarvan 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met zijn mededaders op de openbare weg schuldig gemaakt aan openlijk geweld jegens aangever. De verdachte heeft aangever in zijn zij geschopt waardoor deze ten val is gekomen waarna verdachte en zijn mededaders op hem hebben ingeschopt terwijl hij weerloos in foetushouding op de grond lag. Aangever is daarbij ook tegen zijn hoofd geraakt. Aangever is nadien met een ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis alwaar een scan van zijn hoofd is gemaakt, waaruit is gebleken dat hij wellicht een hersenschudding heeft opgelopen. Verder heeft hij verschillende uitwendige verwondingen aan zijn hoofd, rechter bovenarm en linkerbeen opgelopen en maanden lang last van hoofdpijn gehad. Daarnaast heeft aangever veel last van angsten gehad; hij durfde niet meer naar buiten, niet meer naar school en uiteindelijk is het gezin waar aangever toebehoort als gevolg van een en ander naar een andere stad verhuisd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een
first offenderals uitgangspunt voor openlijk geweld tegen personen een taakstraf van 40 uur genoemd.
Verder heeft het hof acht geslagen op het onderzoek van [naam 1], als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming van 22 maart 2021, waarin hij adviseert aan de verdachte, indien schuldig bevonden, een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden (te weten, kort samengevat, schoolgang en deelname aan de gedragsinterventie IPA).
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [naam 2], als zittingsvertegenwoordiger verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming, een nadere toelichting gegeven op de huidige situatie. Recent heeft de leerplichtambtenaar haar bericht dat er thans veel zorgen zijn rondom de schoolgang van de verdachte en dat sprake is van recente politiemutaties. [naam 2] acht het om deze reden van belang dat Toezicht en Begeleiding (het hof begrijpt: de Intensieve Preventieve Aanpak) wordt voortgezet.Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf bestaande uit een werkstraf van na te melden duur met algemene en bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf beoogt het hof recidive te voorkomen. Het hof verwacht dat de door het hof aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden bijzondere voorwaarden bijdragen aan ontwikkeling van de verdachte in een gunstige richting.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00 terzake van immateriële schadevergoeding, met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00 met toekenning van wettelijke rente en oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft het hof ter terechtzitting verzocht het vonnis in eerste aanleg ook ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij te bevestigen.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting verzocht de vordering, gezien de bepleite vrijspraak, af te wijzen, subsidiair te matigen wegens de geringe draagkracht van zijn client.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade ten bedrage van € 1000,00 heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
25 (vijfentwintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken
of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden
of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde onderwijs conform het lesrooster zal volgen dan wel een andere adequate dagbesteding zal hebben zolang de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (verder: J.B.R.A.) dat geïndiceerd acht
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal (blijven) meewerken met de Intensieve Preventieve Aanpak (IPA) en verdere hulpverlening indien en zolang dit door de J.B.R.A. geïndiceerd wordt geacht.
Geeft opdracht aan J.B.R.A. tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 23 mei 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr R.A.E. van Noort en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2021.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]