In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 12 augustus 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd in Vught, werd beschuldigd van wederspannigheid, mishandeling en meermalen gepleegde belediging van een ambtenaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 31 juli 2020 in 's-Gravenhage schuldig heeft gemaakt aan deze feiten. De kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten omvatte onder andere wederspannigheid en mishandeling, alsook eenvoudige belediging van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan twee slachtoffers, elk voor immateriële schade. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft ter zitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen, wat betekent dat de uitspraak van het hof definitief is.