In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, gewezen op 20 november 2017. De verdachte, geboren in 1988 te [geboorteplaats], werd beschuldigd van een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij op 18 augustus 2017 te Zoetermeer een alcoholpromillage van 330 microgram had. Het hof heeft de zaak behandeld in tegenwoordigheid van de gemachtigde raadsman van de verdachte.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 700,00 en 14 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor een periode van 6 maanden ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist, mocht de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maken aan een strafbaar feit.
De uitspraak is gedaan door mr. D. Radder, met mr. C. Roseboom als griffier. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de Wegenverkeerswet 1994 en de gevolgen van verkeersdelicten onderstreept.