Op 13 september 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, gewezen op 25 juni 2020. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1975, die in hoger beroep ging tegen een eerdere veroordeling. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing ter zake van bepaalde tenlasteleggingen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen, met betrekking tot de opgelegde straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van negentig uren. Tevens is bepaald dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft bevestigd dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde taakstraf, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per dag in voorarrest. Het vonnis is voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen van het hof.