ECLI:NL:GHAMS:2021:3513

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
23-002312-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de redelijke termijn in hoger beroep bij bedrijfsinbraak met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1961 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor een bedrijfsinbraak bij een partycentrum. De politierechter had een gevangenisstraf van 50 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd. Het hof heeft de zaak behandeld op 1 november 2021 en heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, is overschreden. De verdachte had hoger beroep ingesteld op 25 juni 2018, maar door complicaties in de betekening van de dagvaarding aan de verdachte, die naar Servië was vertrokken, kon de zaak niet tijdig worden behandeld. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen en geconcludeerd dat, hoewel de redelijke termijn is overschreden, er bijzondere omstandigheden zijn die deze overschrijding verklaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de gewijzigde strafmotivering, en heeft de aanpassing van de bewijsmiddelen goedgekeurd. De gevangenisstraf van 50 dagen werd als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van de inbraak en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002312-18
datum uitspraak: 15 november 2021
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-065393-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1961,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de strafmotivering vervangt door de navolgende strafmotivering en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in het vonnis aanpast in die zin dat:
- uit bewijsmiddel II wordt verwijderd de zinsnede “+ fotobijlage aangetroffen geld (pag.14)”.
- uit bewijsmiddel III wordt verwijderd de zinsnede “+ fotobijlage aangetroffen gereedschap (pag.17)”.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak bij een partycentrum. Daarbij hebben zij een ruit ingeslagen en daarmee schade aangericht. Voorts hebben zij een lade van een bureau opengebroken en daar rolletjes met geld uit weggenomen. Dit is een ernstig feit waarbij niet alleen overlast en materiële schade bij het partycentrum is ontstaan, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving kunnen ontstaan. De aangever was op het moment van de inbraak aanwezig in het pand en heeft de situatie als heel beangstigend ervaren. Door aldus te handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. Onder deze omstandigheden kan niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een vrijheidsbenemende straf.
De door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, waarvan ook de oplegging in hoger beroep is gevorderd door de advocaat-generaal, doet naar het oordeel van het hof recht aan de ernst en de aard van het bewezenverklaarde en acht het hof passend en geboden. Het hof zal daarom dezelfde vrijheidsbenemende straf opleggen als in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Namens de verdachte is op 25 juni 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Daarmee is in deze zaak het eindarrest niet gewezen binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep.
Het hof merkt in de eerste plaats op dat de verdachte, die geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, op enig moment Nederland is uitgezet en is vertrokken naar Servië. Hij heeft geen adres kenbaar gemaakt en zich aldus niet bereikbaar gehouden voor de Nederlandse autoriteiten terwijl hij ermee bekend was dat er een strafzaak tegen hem aanhangig was. De Nederlandse autoriteiten hebben vervolgens getracht de dagvaarding om ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen door middel van een rechtshulpverzoek aan de Servische autoriteiten betekend te krijgen. Tijdens de procedure in hoger beroep is op de zittingen van 10 maart 2020, 28 augustus 2020 en 9 november 2020 gebleken dat het rechtshulpverzoek nog bij de Servische autoriteiten in behandeling was. Als gevolg daarvan kon de zaak op die zittingen niet inhoudelijk worden behandeld. Uiteindelijk is uit een bericht van een Servische rechtbank van 18 augustus 2020 gebleken dat de verdachte inmiddels naar Duitsland zou zijn verhuisd. Ook daar is hij niet traceerbaar gebleken. Daarmee is het hof van oordeel dat in hoger beroep weliswaar sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dat die overschrijding onwenselijk is, maar dat sprake is van bijzondere omstandigheden die daarbij in ogenschouw moeten worden genomen.
Voorts overweegt het hof dat, gerekend vanaf het moment van inverzekeringstelling van de verdachte op 3 april 2018, de berechting in eerste aanleg en hoger beroep bij elkaar genomen, ruim drie jaren en zeven maanden heeft geduurd. Het hof heeft alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn, tegen elkaar afgewogen. Gelet op het feit dat de berechting in feitelijke aanleg is afgerond binnen vier jaren, en in het licht van voornoemde bijzondere omstandigheden, zal worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. C.N. Dalebout en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 november 2021.
Mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]