ECLI:NL:GHAMS:2021:355

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
23-004186-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van vuurwapen en munitie op luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 8 augustus 2019 op luchthaven Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een veiligheidsrisicogebied bevond en dat het wapen half geladen en binnen handbereik was. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een schuldigverklaring zonder strafoplegging of een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het hof heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf passend is, maar heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004186-19
datum uitspraak: 11 februari 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-191233-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 februari 2020 en 28 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aan boord van een luchtvaartuig en/of op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid een wapen van categorie iii, onder 1, van de Wet wapens en munitie te weten een pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6, kogelpatronen van het kaliber .32 voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid een wapen van categorie iii, onder 1, van de Wet wapens en munitie te weten een pistool voorhanden heeft gehad.
2.
hij op 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6, kogelpatronen van het kaliber .32 voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid van de Wet wapens en munitie, als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid van de Wet wapens en munitie, als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder strafoplegging en subsidiair om de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte begrijpelijke redenen had om het wapen niet direct aan de politie te overhandigen, dat de zaak lang heeft geduurd en dat de verdachte sindsdien hard heeft gewerkt aan zijn toekomst.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich, met alle mogelijk onomkeerbare gevolgen van dien voor betrokkenen en toevallig aanwezige derden. Tegen vuurwapenbezit dient derhalve krachtig te worden opgetreden. Dat geldt temeer in een situatie als het onderhavige, waarbij het wapen half geladen was en zich binnen handbereik van de verdachte bevond, zodat het makkelijk gebruiksklaar kon worden gemaakt. Bovendien bevond de verdachte zich in een aangewezen veiligheidsrisicogebied, namelijk de luchthaven Schiphol. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat het geen geloof hecht aan de stelling van de verdachte dat hij ten tijde van zijn aanhouding nog geen gelegenheid had gehad om zich van het pistool te ontdoen.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof echter wel reden de straf deels voorwaardelijk op te leggen, zij het niet met een proeftijd van slechts één jaar maar van twee jaar.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. M.J.A. Duker en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 februari 2021.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.