ECLI:NL:GHAMS:2021:3620

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-000701-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 25 augustus 2019 te Purmerend, waarbij drie personen zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte had alcohol gedronken en reed met een te hoge snelheid, terwijl hij de traction control van zijn voertuig had uitgeschakeld. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld voor roekeloos rijgedrag, maar het hof sprak de verdachte vrij van deze kwalificatie. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk onder invloed van alcohol had gereden en dat zijn gedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig moest worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn verantwoordelijkheid had genomen en de gevolgen van zijn handelen onderkende.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000701-20
datum uitspraak: 4 mei 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer
15-208158-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 25 augustus 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als beginnend bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (de Newtonstraat), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank - roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl sprake van een evenement waarbij publiek langs de zijlijn stond, met een niet toegestane en/of onverantwoord hoge snelheid te rijden terwijl de traction control van het motorrijtuig was uitgeschakeld en zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle te houden en daardoor op te botsen en/of aan te rijden tegen zich in dat publiek bevindende personen waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken scheen- en kuitbeen en verwondingen aan het hoofd, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten hoog energetisch trauma aan het hoofd, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, te weten verwondingen aan zijn voet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 augustus 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto BMW, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de Newtonstraat, terwijl sprake van een evenement waarbij publiek langs de zijlijn stond, met een niet toegestane en/of onverantwoord hoge snelheid te rijden terwijl de traction control van het motorrijtuig was uitgeschakeld en zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle te houden en daardoor op te botsen en/of aan te rijden tegen zich in dat publiek bevindende personen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
en/of
hij op of omstreeks 25 augustus 2019 te Purmerend, in elk geval in Nederland als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto BMW, kenteken [kenteken], dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 215 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij/zij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor het primair tenlastegelegde veroorzaken van een verkeersongeval waardoor zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt, waarbij de advocaat-generaal zich op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake was van roekeloos maar wel van zeer onvoorzichtig rijgedrag van de verdachte. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld voor – kortgezegd – het rijden onder invloed, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde omdat – kort gezegd – bij gebreke aan verwijtbaar handelen door de verdachte, schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) niet kan worden bewezen. Er is geen sprake van evident verwijtbare handelingen die hebben geleid tot het ongeval.
De raadsman heeft subsidiair betoogd de verdachte partieel vrij te spreken van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat als schuld in de zin van artikel 6 WVW wordt bewezen, dit op grond van alle feiten en omstandigheden dient te worden gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van rijden onder invloed nu de verdachte geen beginnend bestuurder was en zijn ademalcoholgehalte lager was dan in zo’n geval is toegestaan.
Het hof overweegt als volgt.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat de aan de verdachte verweten handelingen niet kunnen worden gekwalificeerd als roekeloos (rij)gedrag. Het hof zal de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De gedragingen zoals hieronder bewezenverklaard rechtvaardigen echter wel de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en gereden. De verdachte heeft bewust onderdelen van het veiligheidssysteem van zijn auto uitgeschakeld. Daarna heeft hij op zodanige wijze gereden dat de auto is gaan slippen en de verdachte uiteindelijk de controle over de auto is kwijtgeraakt, waardoor drie personen zijn aangereden en letsel hebben opgelopen. Uit de verklaringen van de aangevers en getuigen blijkt dat de verdachte veel gas heeft gegeven waardoor de door hem bestuurde auto vrijwel direct is gaan slippen. Door het eerder uitschakelen van onderdelen van het veiligheidssysteem, bedoeld om de inzittenden van de auto maar ook derden te beschermen tegen ongewilde rijbewegingen van de auto, in combinatie met het rijgedrag van de verdachte, kon het ongeval niet worden voorkomen. Deze handelingen kunnen aan de verdachte worden verweten én zijn – in onderling verband – ook de oorzaak van het ongeval waardoor de drie slachtoffers letsel hebben opgelopen. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dit gedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig dient te worden gekwalificeerd.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel ten aanzien van [slachtoffer 3] of het veroorzaken van zodanig letsel bij hem dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit het dossier kan slechts worden afgeleid dat [slachtoffer 3] een verwonding aan de voet heeft opgelopen en er kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Evenmin blijkt dat daaruit ziekte of verhindering zoals voormeld is ontstaan.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] acht het hof op grond van de te bezigen bewijsmiddelen wel bewezen dat zwaar lichamelijk letsel, onderscheidenlijk zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, is toegebracht.
Het hof acht ook bewezen dat de verdachte heeft gereden terwijl hij meer alcohol in zijn uitgeademde lucht bleek te hebben dan wettelijk is toegestaan. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte in Nederland is aan te merken als beginnend bestuurder en dat het alcoholgehalte van zijn adem hoger was dan de voor beginnende bestuurders geldende limiet van 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Hieruit volgt dat ook het cumulatief tenlastegelegde rijden onder invloed wettig en overtuigend bewezen is.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 25 augustus 2019 te Purmerend als verkeersdeelnemer, namelijk als beginnend bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg de Newtonstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank - aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl sprake was van een evenement waarbij publiek langs de zijlijn stond, met een niet toegestane en onverantwoord hoge snelheid te rijden terwijl de traction control van het motorrijtuig was uitgeschakeld en zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle te houden en daardoor aan te rijden tegen zich in dat publiek bevindende personen waardoor een ander genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken scheen- en kuitbeen en verwondingen aan het hoofd, werd toegebracht en waardoor een ander genaamd [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
en
hij op 25 augustus 2019 te Purmerend, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto BMW, kenteken [kenteken], dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 215 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet, meermalen gepleegd,
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en het cumulatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde te veroordelen tot een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval.
De verdachte is, na gebruik van meer alcohol dan met het oog op de verkeersveiligheid wettelijk was toegestaan, in zijn BMW met 450 pk gestapt en heeft op de openbare weg, na het uitschakelen van de traction control en het inschakelen van de sportstand waardoor een deel van het veiligheidssysteem werd uitgeschakeld, met een te hoge snelheid, toeschouwers die aanwezig waren bij een auto-evenement aangereden. Ook nadat de auto vrijwel direct in een slip raakte, heeft de verdachte geen aanleiding gezien te stoppen maar is hij met onverminderde snelheid doorgereden. Het hof rekent de verdachte aan dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden terwijl hij wist dat er toeschouwers waren die zich nabij zijn auto bevonden en terwijl hij wist dat hij zijn auto zodanig had ingesteld dat deze meer voor circuitgebruik bestemd was.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof in ogenschouw genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die van toepassing zijn voor het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijke onvoorzichtig en onoplettend rijden waardoor zwaar lichamelijk letsel bij een ander wordt veroorzaakt, terwijl de bestuurder onder invloed is van alcohol (waarbij het alcoholgehalte van de adem lager is dan 570 microgram per liter uitgeademde lucht). Daarin wordt een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden als uitgangspunt genoemd.
De vordering van de advocaat-generaal gaat uit van zeer onvoorzichtig rijgedrag, hetgeen het hof niet bewezen acht. Het hof houdt er voorts in het voordeel van de verdachte rekening mee dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, dit diep betreurt, en de laakbaarheid daarvan onderkent.
Het hof acht een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet proportioneel maar vindt wel dat een hogere taakstraf dan die, welke in de oriëntatiepunten wordt genoemd, aangewezen is, met name gelet op de ernst van het feit, waaronder begrepen de omstandigheid dat sprake is van twee slachtoffers met zwaar lichamelijk, onderscheidenlijk ernstig, letsel.
Het hof acht - alles afwegende - evenals de rechtbank een taakstraf van 200 uren passend en geboden.
Voorts acht het hof een in beginsel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats.
Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, hij heeft ook in de privésfeer de gevolgen van zijn handelen moeten dragen, zal het hof een deel van de ontzegging voorwaardelijk aan de verdachte opleggen. Daarmee wordt mede beoogd de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken.
Het hof acht – alles afwegende – een ontzegging van de rijbevoegd voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair en het cumulatief tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. E. van Die en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2021.
=========================================================================
[…]