ECLI:NL:GHAMS:2021:3625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
23-000113-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van Redbull en tiramisu met betrekking tot vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 december 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor vermogensmisdrijven en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, die werd vernietigd. Het hof verving de strafmotivering en voegde artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe aan de toepasselijke wetsartikelen.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest, voor de diefstal van Redbull en tiramisu bij een supermarkt. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de omstandigheden, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden. Het hof achtte de opgelegde straf van drie weken passend en geboden, en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf af.

Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendom en dat dergelijke feiten niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook overlast voor het personeel van de betrokken winkel. De beslissing van het hof werd genomen in overeenstemming met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, die beiden de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging steunden. Het arrest werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van twee rechters die buiten staat waren om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000113-19
datum uitspraak: 15 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 december 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-257875-18 en 23-003132-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de strafmotivering vervangt door onderstaande strafmotivering en artikel 63 Sr toevoegt bij de toepasselijke wetsartikelen.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het in het voordeel van de verdachte zou zijn geweest, indien de zaken tegen de verdachte met parketnummers 23-000113-19 en 23-004435-18 gevoegd zouden zijn behandeld met onderhavige zaak. De raadsvrouw verzoekt in dat verband de verdachte een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf niet uitstijgt boven de duur van het ondergane voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van Redbull en tiramisu bij [winkel]. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Dergelijke feiten brengen naast materiële schade ook overlast voor het personeel van het betrokken winkelbedrijf mee.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 maart 2021 is hij eerder voor (vermogens)misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Gelet op speciale recidive volstaat naar het oordeel van het hof geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft het hof acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen van winkeldiefstal worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Mede in dat licht acht het hof de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Noch in het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, noch in hetgeen de raadsvrouw in hoger beroep naar voren heeft gebracht, ziet het hof aanleiding om tot een mildere strafoplegging te komen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De politierechter heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging van de vordering gelast voor de duur van twee maanden. De vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof acht – in overeenstemming met de advocaat-generaal en de raadsvrouw – termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 19 december 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2017, parketnummer 23-003132-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2021.
mrs. De Werd en Greve zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]