ECLI:NL:GHAMS:2021:3641

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
23-000681-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan demonstratie tegen coronamaatregelen en openlijk geweld tegen politie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1958, was betrokken bij een demonstratie op 17 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam, waar hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de politie en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Tijdens de demonstratie, die gericht was tegen het overheidsbeleid omtrent de bestrijding van het Covid-19 virus, heeft de verdachte geweld gepleegd tegen politieambtenaren van de Mobiele Eenheid (ME) door hen te schoppen en te slaan, en heeft hij niet voldaan aan een noodbevel van de burgemeester om het Museumplein te verlaten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, en voor opzettelijk niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 56 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 30 uren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en psychische problematiek.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000681-21
datum uitspraak: 23 november 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-015852-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij, op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 17 januari 2021 te Amsterdam, op of aan de openbare weg(en), het Museumplein en/of het Concertgebouwplein, in elk geval op of aan de/een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep)

maken van (een) armgeb(a)r(en) en/of opsteken van de middelvinger in de richting van één of meerdere politieagent(en) en/of, aanvallen/uitdagen van en/of indringen op/tegen één of meer politieagent(en) (die in linie stonden) en/of,
(met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of helm en/of schild van (een) politieambtena(a)r(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of trekken tegen en/of aan straatmeubilair en/of, (telkens) (met kracht), naar, althans in de richting van één of meer politieagent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en), gooien van/met
(een) ste(e)n(en), althans op (een) ste(e)n(en) gelijkend voorwerp(en) en/of,
(een) (de(e)l(en) van) stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of,
(zwaar) vuurwerk en/of,
(een) sneeuwbal(len) en/of ijsbal(len) en/of, (een) voorwerp(en) en/of,
waarbij hij, verdachte, (onder andere)
- meermaals, in elk geval eenmaal, op/tegen/in de richting van één of meer politieagent(en) in de linie van de Mobiele Eenheid heeft geschopt en/of geslagen en/of,
- ( vervolgens) met zijn rug tegen één of meer schild(en) van voornoemde politieagent(en) (in de linie van de Mobiele Eenheid) heeft gehangen/geduwd, in elk geval zich schrap heeft gezet en/of tegenwicht heeft geboden tegen voornoemde politieagent(en) en/of,
- ( vervolgens) meerdere, in elk geval een, knietje(s) (onder één of meer schild(en) door) aan/op/tegen/in de richting van voornoemde politieagent(en) in de linie van de Mobiele Eenheid, heeft gegeven;

2.hij, op of omstreeks 17 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de Burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, te weten onder andere het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verklaard dat de verdachte een lid van de Mobiele Eenheid (ME) vastpakte en probeerde om hem knietjes te geven. Op de beelden waarnaar in de appelschriftuur een link is opgenomen ([link]) is echter niet te zien dat de verdachte iemand van de ME vast pakt en ook niet dat hij ‘knietjes geeft’. Hetgeen op de beelden is te zien komt in zoverre volgens de raadsvrouw dus niet overeen met het proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Wel is op de beelden waar te nemen dat de verdachte zich heeft verweerd tegen de ME. Dat de verdachte ‘zich heeft verzet met zijn rug tegen het schild van de ME’er’, levert echter geen openlijke geweldpleging op zodat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, aldus de raadsvrouw.
Ook ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ‘het bevel heeft gehoord en bewust heeft geweigerd’ om weg te gaan.
Het hof overweegt als volgt.
Op 17 januari 2021 was de verdachte aanwezig op het Museumplein in Amsterdam om deel te nemen aan een protest tegen het overheidsbeleid met betrekking tot – kort gezegd – de bestrijding van het Covid-19 virus. Tijdens deze protestactie is door een grote groep mensen geweld uitgeoefend. Dit geweld bestond onder andere uit het slaan en trappen/schoppen tegen politieambtenaren en politievoertuigen. Ook zijn er stenen en zwaar vuurwerk naar politieambtenaren en/of politievoertuigen gegooid. Omdat de betoging escaleerde heeft de Burgemeester van Amsterdam rond 14:00 een noodbevel uitgevaardigd. Vanaf 14:10 uur is de menigte op het Museumplein op basis van dit noodbevel gevorderd zich van het Museumplein te verwijderen. Deze vordering is meermalen en op verschillende tijdstippen, met behulp van megafoons, gedaan. Dat de verdachte, die rond 15:05 uur op het Museumplein op heterdaad is aangehouden, op de hoogte was van de vordering om het Museumplein te verlaten en daaraan opzettelijk niet heeft voldaan, leidt het hof af uit de eigen verklaring van de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte over het moment waarop hij werd aangehouden immers verklaard: “opeens stond er een agent voor me. Hij sommeerde mij om weg te gaan en dat deed ik niet”. Gelet hierop komt het hof tot de hierna vermelde bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde en verwerpt het hof het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsvrouw.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geldt het volgende. De verdachte heeft verklaard dat toen hij weigerde om weg te gaan, hij een grens trok – in zijn eigen woorden: “tot hier en niet verder”. Hij besloot te blijven staan en heeft zich schrap gezet toen de ME hem wegduwde. Deze verklaring komt nagenoeg overeen met hetgeen de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal van bevindingen hebben opgeschreven voor zover inhoudende dat zij een man (naar later is gebleken: de verdachte) zagen die met zijn rug tegen het schild van een ME’er ging hangen en zich schrap zette met zijn voeten in het gras. Zij hebben echter ook verklaard dat zij waarnamen dat deze persoon (de verdachte) zich vervolgens omdraaide, de ME’er vastpakte en knietjes gaf onder het schild door. Anders dan door de verdediging is betoogd, ziet het hof geen reden te twijfelen aan de waarneming van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de verdachte (ook) een knietje heeft gegeven. Het enkele feit dat op de beelden waarop de raadsvrouw heeft gewezen niet zou zijn te zien dat de verdachte ook (een) knietje(s) heeft gegeven doet daaraan niet af, reeds omdat op deze beelden niet het gehele incident zichtbaar is. Gelet op het voorgaande – waaronder de eigen verklaring van de verdachte dat hij zich heeft schrap gezet tegen de ME – is het hof van oordeel dat de verdachte een wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde openlijke geweld. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof ook het verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en komt het tot de hierna vermelde bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 17 januari 2021 te Amsterdam, op de openbare weg, het Museumplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld bestond uit het vanuit een (grote) groep slaan en trappen tegen en in de richting van politieambtenaren, het slaan en trappen tegen politievoertuigen en het in de richting van politieagenten en/of politievoertuigen gooien met stenen en zwaar vuurwerk waarbij hij, verdachte, met zijn rug tegen een schild van een politieagent van de Mobiele Eenheid heeft gehangen, in elk geval zich schrap heeft gezet, en een knietje in de richting van een politieagent van de Mobiele Eenheid heeft gegeven;

2.hij op 17 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 Gemeentewet, te weten een noodbevel, van de Burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie.

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 7 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken voorwaardelijk en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht rekening te houden met de psychische problematiek van de verdachte. Hetgeen op 17 januari 2021 is gebeurd, heeft veel impact op hem gehad en hij zal in de toekomst anders handelen. Een gevangenisstraf zal niets toevoegen aan deze zaak en zal de verdachte geen goed doen. Bovendien heeft de verdachte een blanco strafblad.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 17 januari 2021 vond op het Museumplein in Amsterdam een protestactie plaats tegen het beleid dat de overheid voerde ter bestrijding van het Covid-19-virus. Nederland was op dat moment, net als de rest van de wereld, al geruime tijd in de greep van dat virus. De gevolgen van het Covid-19 virus waren en zijn groot en voelbaar in de hele samenleving. Het gaat daarbij niet alleen om de medische gevolgen voor degenen die het virus hebben opgelopen, maar ook om andere maatschappelijke gevolgen. Zo zijn ziekenhuizen overbelast (geweest) wat tot afschalen van de reguliere zorg en tot uitstel van operaties heeft geleid. De ernst van het virus en de noodzaak de ziekenhuizen te ontlasten, hebben geleid tot beleid van de overheid dat ingrijpend is en soms de persoonlijke levenssfeer van burgers in zeer sterke mate raakt. Niet iedereen was en is het eens met het gevoerde beleid. De gevoelde onvrede wordt op verschillende wijzen geuit. Daarvoor is ook ruimte binnen een democratische rechtsorde, mits de daarvoor geldende regels in acht worden genomen. De manier waarop enkele honderden betogers hun onvrede op 17 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam hebben geuit, gaat echter de perken van wat binnen een democratische rechtsorde toelaatbaar is ver te buiten. Hun gedrag was volstrekt onacceptabel. Tegen politieambtenaren, onder wie met name ME’ers, is zeer grof geweld uitgeoefend. Politieambtenaren zijn geslagen, geschopt en bekogeld met stenen en zwaar vuurwerk. Ook politievoertuigen hebben het flink moeten ontgelden. Omdat een grote groep betogers weigerde gehoor te geven aan de vordering het Museumplein en omgeving te verlaten en volhardde in het geweld, zijn uiteindelijk waterwerpers ingezet en zijn charges door de ME uitgevoerd. Het door betogers uitgeoefende geweld heeft bij veel burgers, onder wie velen die zich ten volle inzetten om in het belang van de gehele samenleving het Covid-19-virus te bestrijden, geleid tot gevoelens van ontzetting.
De verdachte was één van de betogers op het Museumplein. Tijdens de ongeregeldheden heeft hij zich fysiek verzet tegen de ME en een ME’er een knietje gegeven. Verder heeft hij niet voldaan aan de onmiskenbare vordering zich van het Museumplein te verwijderen. Hoewel de verdachte aanvankelijk een vreedzame betoger was, heeft hij door zijn handelen bijgedragen aan de geweldsspiraal gericht tegen de politie en haar materieel en de daarmee gepaard gaande verstoring van de openbare orde. Daarnaast heeft hij (bevelen van) het bevoegd gezag, strekkend tot bescherming van die openbare orde, genegeerd.
Op grond van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren gehanteerd, welk uitgangspunt bij geweld tegen de politie kan worden verdubbeld. Het hof is van oordeel dat dit oriëntatiepunt in de hiervoor geschetste, bijzondere, omstandigheden geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in zaken waarin het ging om – kort gezegd – soortgelijk Covid-19 gerelateerd geweld.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zijn dusdanig dat een forse straf ter vergelding passend en geboden is. Het hof vindt het bovendien vanuit het oogpunt van (speciale en generale) preventie van belang dat een krachtig signaal wordt gegeven dat het op deze wijze uiten van onvrede over het door de overheid gevoerde beleid ter bestrijding van het Covid-19 virus, volstrekt ontoelaatbaar is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van geruime tijd in beginsel op zijn plaats is.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof echter aanleiding een zeer groot deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm te gieten. De verdachte, die ten tijde van de protesten 62 jaar oud was, heeft enkele dagen op het politiebureau moeten doorbrengen. Deze dagen heeft hij als traumatisch ervaren. Gelet op de leeftijd van de verdachte, het gegeven dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en de voor de verdachte – mede in aanmerking genomen hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen over zijn persoon en de bij hem bestaande psychische problematiek – ingrijpende periode op het politiebureau, acht het hof het niet wenselijk dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Wel vindt het hof het van groot belang dat de verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst opnieuw op een vergelijkbare wijze zijn onvrede over het overheidsbeleid te uiten. Daarbij speelt voor het hof mee dat het Covid-19-virus en het daarmee gepaard gaande beleid nog altijd een grote impact heeft op ieders leven, waaronder dat van de verdachte, en dat de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft gezegd nog altijd te protesteren tegen het overheidsbeleid, zij het op een geheel vreedzame wijze.
Naast een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf zal het hof – gelet op de hiervoor genoemde aard en de ernst van de gepleegde feiten – ook een taakstraf opleggen, zij het, gelet op de persoonlijke omstandigheden, van kortere duur dan door de advocaat-generaal geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels onvoorwaardelijke) gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
53 (drieënvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. T. de Bont, mr. C.N. Dalebout en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2021.
Mrs. T. de Bont en C.J. van der Wilt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.