ECLI:NL:GHAMS:2021:3676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
23-001743-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake oplichting door misleidende bankapplicatie schermafbeelding

Op 25 november 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft een nietsvermoedende gebruiker van een website misleid door een schermafbeelding van een bankapplicatie te tonen, waarmee zij deed voorkomen dat de koopprijs voor een telefoon al was overgemaakt. Dit leidde tot financiële schade voor het slachtoffer en heeft het vertrouwen in transacties via advertentiewebsites geschaad.

De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, maar de raadsman pleitte voor een lagere werkstraf van 25 uren, verwijzend naar de verbeterde persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met de tijd die sinds het bewezenverklaarde is verstreken en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde taakstraf en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren en 15 dagen jeugddetentie. Het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen in het arrest. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001743-21
datum uitspraak: 25 november 2021
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer
15-013845-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, zulks met uitzondering van de opgelegde taakstraf – in zoverre wordt het vonnis vernietigd – en met dien verstande dat het hof de gehanteerde bewijsvoering vervangt door de bewijsvoering die (in die gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage is vervat.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte een werkstraf voor de duur van 25 uren op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte bij het tenlastegelegde door anderen voor het karretje is gespannen en dat haar persoonlijke situatie sindsdien is verbeterd. Zij woont inmiddels bij haar moeder, studeert en heeft een bijbaan, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting. Zij heeft een nietsvermoedende gebruiker van [website] op gewiekste wijze bewogen tot de afgifte van een door haar te koop aangeboden telefoon, door middels een schermafbeelding van een bankapplicatie te doen voorkomen alsof de overeengekomen koopprijs op de bankrekening van het slachtoffer was overgemaakt. Door het handelen van de verdachte heeft niet alleen het slachtoffer financiële schade opgelopen, maar is ook het vertrouwen geschaad dat door kopers en verkopers in elkaar moet kunnen worden gesteld bij transacties via dergelijke advertentiewebsites.
Omtrent de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van het door de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting in eerste aanleg gegeven advies, strekkend tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf.
Het hof heeft verder gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan minderjarigen plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor oplichting met schade van meer dan € 150,00 een taakstraf vanaf 40 uur genoemd. In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met de tijd die sinds het bewezenverklaarde is verstreken en voorts neemt het in aanmerking dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassing is, redenen waarom het hof, anders dan de advocaat-generaal, de verdachte geen voorwaardelijk strafdeel zal opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd heeft het hof dus geen aanleiding gezien tot een nóg lagere straf te komen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.J.I. de Jong en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2021.
Mr. A.W.T. Klappe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]