Op 25 november 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft een nietsvermoedende gebruiker van een website misleid door een schermafbeelding van een bankapplicatie te tonen, waarmee zij deed voorkomen dat de koopprijs voor een telefoon al was overgemaakt. Dit leidde tot financiële schade voor het slachtoffer en heeft het vertrouwen in transacties via advertentiewebsites geschaad.
De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, maar de raadsman pleitte voor een lagere werkstraf van 25 uren, verwijzend naar de verbeterde persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met de tijd die sinds het bewezenverklaarde is verstreken en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde taakstraf en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren en 15 dagen jeugddetentie. Het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen in het arrest. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.