ECLI:NL:GHAMS:2021:372
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en dwangsommen in familiezaken met betrekking tot minderjarigen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de man en de vrouw met betrekking tot hun minderjarige kinderen, [kind A] en [kind B]. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2019, waarin onder andere een zorgregeling en informatieplicht zijn vastgesteld. De man heeft verzocht om bekrachtiging van deze beschikking, terwijl de vrouw verzoekt om vernietiging en afwijzing van de verzoeken van de man.
De mondelinge behandeling vond plaats op 17 december 2020, waarbij de vrouw en haar advocaat, de advocaat van de man, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw, en de ouders oefenen gezamenlijk gezag uit. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de omgang tussen de man en de kinderen vond jarenlang sporadisch plaats, voornamelijk onder begeleiding.
Het hof constateert dat er sinds de bestreden beschikking positieve ontwikkelingen zijn geweest in de omgang tussen de man en de kinderen. De ouders hebben samengewerkt met de begeleidende instantie Fibbe en hebben stappen gezet om de omgang te bevorderen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking, maar met de aanvulling dat de ouders in onderling overleg kunnen afwijken van de omgangsregeling in verband met corona of ziekte.
De vrouw heeft echter bezwaar tegen de opgelegde dwangsommen, maar het hof oordeelt dat deze bepalingen gehandhaafd moeten blijven, gezien de eerdere problemen met de omgang. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, met de mogelijkheid voor de ouders om in overleg aanpassingen te maken in de omgangsregeling.