ECLI:NL:GHAMS:2021:3813

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
23-002192-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met taakstraf en ontzegging van rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 29 september 2020. De verdachte is veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, specifiek artikel 8, tweede lid, onderdeel a, en artikel 9, zevende lid. De overtredingen vonden plaats op respectievelijk 1 februari 2020 te Amsterdam en 8 februari 2020 te Oostzaan. De verdachte had een alcoholpromillage van 875 microgram, wat leidde tot de veroordeling.

Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 25 dagen. Daarnaast is de verdachte voor de duur van negen maanden ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Voor de overtreding van artikel 8, tweede lid, is de ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden opgelegd. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de gevolgen voor de verkeersveiligheid. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd, in mindering zal worden gebracht op de bijkomende straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 96-027898-20 en 96-034159-20 (gevoegd ter terechtzitting in eerste aanleg)
parketnummer hoger beroep : 23-002192-20
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 9 februari 2021 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 29 september 2020 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 96-027898-20 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (875 microgram).
Het in de zaak met parketnummer 96-034159-20 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Gepleegd
in de zaak met parketnummer 96-027898-20
op 1 februari 2020 te Amsterdam;
en
in de zaak met parketnummer 96-034159-20
op 8 februari 2020 te Oostzaan;

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 96-027898-20 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gewezen door mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in bijzijn van mr. B.K.M. Pouw, griffier.
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen