In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 22 augustus 2019. De verdachte is veroordeeld voor twee overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De eerste overtreding betreft artikel 8, derde lid, onderdeel a, waarbij de verdachte een alcoholpromillage van 360 microgram heeft overschreden. De tweede overtreding betreft artikel 9, zevende lid, van dezelfde wet. De feiten hebben zich beide voorgedaan op 5 mei 2019 te Haarlem.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van €120,00, twee dagen hechtenis, en een taakstraf van 28 uren. Daarnaast is de verdachte voor de duur van vier maanden ontzegd het motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist, mocht de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maken aan een strafbaar feit.
De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. B.K.M. Pouw, en onder leiding van de voorzitter, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen. Deze uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen en de gevolgen die deze hebben voor de verkeersveiligheid.