ECLI:NL:GHAMS:2021:3826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
23-001405-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte had op 30 juni 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 19 december 2019. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 19 april 2021 heeft de raadsman van de verdachte medegedeeld dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit betekent dat de verdachte geacht wordt zijn eerder geformuleerde bezwaren tegen het vonnis in te trekken. Het hof heeft vervolgens vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor nader onderzoek in de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is genomen in een schriftelijk arrest, dat is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. B.K.M. Pouw, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001405-20
datum uitspraak: 19 april 2021
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Schriftelijk arrest van de enkelvoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-065554-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkend dat de verdachte met toepassing van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, en van het standpunt van de raadsman.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hoger beroep tegen opgemeld vonnis is op 30 juni 2020 namens de verdachte ingesteld. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft op 10 december 2020 een aanvang genomen. Blijkens de mededelingen van de raadsman op de terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2021 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven, zodat hij geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgeven bezwaren in te trekken. Daarom zal de verdachte, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2021.