Op 11 januari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 juni 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die in meerdere diefstallen was betrokken, met verschillende parketnummers: 13-068622-19, 13-076501-19, 13-097950-19 en 13-194061-18. De verdachte, geboren in 1982 in Turkije, werd beschuldigd van diefstal gepleegd op verschillende data in Amsterdam, namelijk op 22 maart 2019, 1 april 2019 en 23 april 2019. Het hof heeft de kwalificatie van het bewezenverklaarde bevestigd, waarbij de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.
In de beslissing heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen, maar deze straf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Daarnaast werd de proeftijd, zoals vermeld in het eerdere vonnis van de politierechter, met een jaar verlengd. De raadsman van de verdachte heeft tijdens de zitting afstand gedaan van het recht om cassatie in te stellen.