ECLI:NL:GHAMS:2021:4150

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
23-002170-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijke invoer van cocaïne en strafmaatverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor de opzettelijke invoer van cocaïne. De tenlastelegging betrof de invoer van een hoeveelheid cocaïne op of omstreeks 29 juni 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.

De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte een strafmaatverweer heeft gevoerd, waarbij zij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren bracht. De verdachte had zijn vriendin willen helpen, die in financiële problemen verkeerde, en was daarom de drugs naar Nederland gebracht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de hoeveelheid ingevoerde cocaïne, die bestemd was voor verdere verspreiding, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.

Het hof heeft de LOVS-oriëntatiepunten als leidraad genomen bij het bepalen van de straf en heeft geconcludeerd dat de opgelegde straf van zeven maanden passend is, gezien de omstandigheden van de zaak. De verdachte is niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, maar de persoonlijke omstandigheden zijn niet zodanig afwijkend dat dit aanleiding geeft tot een lagere straf. Het hof heeft de gevangenisstraf opgelegd met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging zal plaatsvinden in de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002170-21
datum uitspraak: 14 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Badhoevedorp, van 15 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-170440-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 december 2021.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 juni 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Hierbij heeft zij aangevoerd dat het van belang is om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De hoogzwangere vriendin van de verdachte dreigde in Nederland uit haar woning gezet te worden, omdat zij de huur niet kon betalen. De verdachte wilde zijn vriendin helpen en dat was reden om de drugs mee naar Nederland te nemen. De verdachte is first offender, werkt hard als [baan] en heeft altijd alimentatie betaald voor zijn kinderen.
De huur van het [zaak] op Curaçao kan nu niet betaald worden en hij dreigt zijn eigen zaak te verliezen. De verdachte mag na een onherroepelijke veroordeling voor dit feit de komende drie jaar niet naar Nederland komen, hetgeen in zijn geval zwaar weegt omdat hij dan zijn vriendin en hun pasgeboren kindje niet kan bezoeken.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van zijn voorarrest en daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een werkstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 671 gram cocaïne van een materiaal bevattende cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van harddrugs en de handel daarin gaan gepaard met allerlei soorten van gebruikerscriminaliteit en vormen – gelet op de schadelijkheid voor de gezondheid van personen – een bedreiging voor de volksgezondheid. In het licht van deze omstandigheden bezien, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
Het LOVS heeft oriëntatiepunten vastgesteld die als leidraad kunnen worden gehanteerd bij het bepalen van een passende en geboden straf voor feiten als het onderhavige. Het hof stelt voorop dat genoemde oriëntatiepunten zijn opgesteld ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging bij vaak voorkomende delicten. Naar het oordeel van het hof is het van groot belang dat ook bij feiten als het onderhavige een consistent landelijk straftoemetingsbeleid wordt gevolgd. Het hof neemt deze oriëntatiepunten dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor de invoer van hoeveelheden harddrugs van 500 tot 1.000 gram door koeriers wordt daarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes tot acht maanden genoemd. De door de politierechter opgelegde straf loopt daarmee in de pas.
Het hof heeft oog voor de moeilijke persoonlijke en financiële omstandigheden van de verdachte. Deze omstandigheden zijn echter niet zodanig afwijkend van de omstandigheden van andere koeriers die met een dergelijk gewicht aan cocaïne naar Nederland komen, dat zij aanleiding vormen om, in afwijking van de LOVS-oriëntatiepunten, een lagere of andere straf op te leggen, zoals door de raadsvrouw is bepleit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 november 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. D. Radder en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 december 2021.