In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 juli 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor de opzettelijke invoer van cocaïne. De tenlastelegging betrof de invoer van een hoeveelheid cocaïne op of omstreeks 29 juni 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.
De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte een strafmaatverweer heeft gevoerd, waarbij zij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren bracht. De verdachte had zijn vriendin willen helpen, die in financiële problemen verkeerde, en was daarom de drugs naar Nederland gebracht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de hoeveelheid ingevoerde cocaïne, die bestemd was voor verdere verspreiding, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Het hof heeft de LOVS-oriëntatiepunten als leidraad genomen bij het bepalen van de straf en heeft geconcludeerd dat de opgelegde straf van zeven maanden passend is, gezien de omstandigheden van de zaak. De verdachte is niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, maar de persoonlijke omstandigheden zijn niet zodanig afwijkend dat dit aanleiding geeft tot een lagere straf. Het hof heeft de gevangenisstraf opgelegd met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging zal plaatsvinden in de penitentiaire inrichting, totdat de verdachte in aanmerking komt voor een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling.