ECLI:NL:GHAMS:2021:417

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
23-004623-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verduistering

Op 22 januari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 december 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 15 november 2019 in Amstelveen een verduistering zou hebben gepleegd. De verdachte, geboren in 1992 in Liberia, werd in eerste aanleg veroordeeld, maar ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat niet bewezen is dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast heeft het hof een gevangenisstraf van drie weken opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van één maand gevangenisstraf gelast, die voortvloeit uit een eerdere veroordeling in een andere zaak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer(s) eerste aanleg : 13-274814-19 en 16-652049-19 (TUL)
parketnummer hoger beroep : 23-004623-19
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van
22 januari 2021 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2019 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] (Liberia)
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
verduistering.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
gepleegd
op 15 november 2019 te Amstelveen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2018, parketnummer 16-652049-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Gewezen door mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van mr A.S. de Bruin, griffier.
mr. C.J. van der Wilt