4.2De man verzoekt met vernietiging van de bestreden beschikking en in zoverre opnieuw rechtdoende:
I. De door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie als volgt vast te stellen:
primair:
- op € 2.535,- per maand met ingang van 1 januari 2020;
- op € 869,- per maand met ingang van 1 januari 2021;
subsidiair:
op een door het hof te bepalen lager bedrag dan de thans door de man te betalen bijdrage en zulks met ingang van een door het hof te bepalen datum;
dan wel (als het hof de vrouw een periode wil geven om haar inkomen stapsgewijs te verhogen): op een door het hof te bepalen lager bedrag dan de thans door de man te betalen bijdrage, onder vermelding van de ingangsdata van de verschillende periodes en de bij die periodes van toepassing zijnde alimentatiebedragen.
Alsmede (ten aanzien van het primair en subsidiair verzochte) te bepalen dat de vrouw gehouden is de teveel ontvangen partneralimentatie aan de man terug te betalen.
II. Ten aanzien van de huidige behoefte van de kinderen:
primair: de vrouw te bevelen om uiterlijk vier weken voor de zitting ten aanzien van alle posten zoals opgevoerd in het door haar in eerste aanleg ingediende behoefteoverzicht van de huidige behoefte van de kinderen (toen productie 3 van de vrouw) de onderliggende bewijsstukken over te leggen; alsmede de man in de gelegenheid te stellen daarop te reageren en zijn verzoeken met betrekking tot de door hem te betalen kinderalimentatie aan te passen
subsidiair: deze behoefte vast te stellen op € 912,50 per kind per maand.
III. De door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie als volgt vast te stellen (waarbij het de man in alle drie de situaties onverkort toegestaan blijft om van de totale behoefte van de kinderen een bedrag ad € 342,99 (in 2020) € 353,28 (in 2021) per kind per maand zelf aan te wenden voor de kinderen):
A. In de situatie dat het hof uitgaat van de behoefte van de kinderen zoals deze nog bepaald moet worden conform het primaire verzoek van de man bij (naar het hof begrijpt:) het verzoek onder II:
primair:
- op € (nog te bepalen) per kind per maand met ingang van 1 januari 2020;
waarbij bij het berekenen van de bijdrage van de man rekening gehouden is met een zorgkorting van € 342,99 per kind per maand en van een inkomen aan de zijde van de vrouw ad € 60.000,- bruto per jaar;
- op € (nog te bepalen) per kind per maand met ingang van 1 januari 2021;
waarbij bij het berekenen van de bijdrage van de man rekening gehouden is met een zorgkorting van € 353,28 per kind per maand en van een inkomen aan de zijde van de vrouw ad € 80.000,- bruto per jaar;
B. In de situatie dat het hof uitgaat van de behoefte van de kinderen conform het subsidiaire verzoek van de man in (naar het hof begrijpt:) het verzoek onder II ad € 912,50 per kind per maand:
primair:
- op € 444,50 per kind per maand vanaf 1 januari 2020;
waarbij bij het berekenen van de bijdrage van de man rekening gehouden is met een zorgkorting van € 342,99 per kind per maand en van een inkomen aan de zijde van de vrouw ad € 60.000,- bruto per jaar;
- op € 401,50 per kind per maand vanaf 1 januari 2021;
waarbij bij het berekenen van de bijdrage van de man rekening gehouden is met een zorgkorting van € 353,28 per kind per maand en van een inkomen aan de zijde van de vrouw ad € 80.000,- bruto per jaar;
C. In de situatie dat het hof uitgaat van een onveranderde, door de rechtbank in zijn beschikking gehanteerde behoefte van de kinderen ad € 1.221,- (in 2021 geïndexeerd € 1.257,66) per kind per maand:
primair:
- op € 711,- per kind per maand vanaf 1 januari 2020;
waarbij bij het berekenen van de bijdrage van de man rekening gehouden is met een zorgkorting van € 342,99 per kind per maand en van een inkomen aan de zijde van de vrouw ad € 60.000,- bruto per jaar;
- op € 687,- per kind per maand vanaf 1 januari 2021;
waarbij bij het berekenen van de bijdrage van de man rekening gehouden is met een zorgkorting van € 353,28 per kind per maand en van een inkomen aan de zijde van de vrouw ad € 80.000,- bruto per jaar;
subsidiair (ten aanzien van verzoeken III A t/m III C):
op een door het hof te bepalen lager bedrag dan de thans door de man te betalen bijdrage en zulks met ingang van een door het hof te bepalen datum;
dan wel (als het hof de vrouw een periode wil geven om haar inkomen stapsgewijs te verhogen): op een door het hof te bepalen lager bedrag dan de thans door de man te betalen bijdrage, onder vermelding van de ingangsdata van de verschillende periodes en de bij die periodes van toepassing zijnde alimentatiebedragen.
Alsmede (ten aanzien van het primair en subsidiair verzochte) te bepalen dat de vrouw gehouden is de teveel ontvangen (naar het hof begrijpt:) kinderalimentatie aan de man terug te betalen.
IV. te bepalen dat de vrouw uiterlijk vier weken voor de zittingsdatum de volgende stukken dient over te leggen (separaat van het verzochte onder II):
- een overzicht van de door haar verrichte sollicitaties in de afgelopen drie jaar en de reacties daarop, inclusief de onderliggende stukken (correspondentie van/met de potentiële nieuwe werkgever);
- haar aangiften IB 2015 t/m 2019, inclusief de definitieve aanslagen over die jaren;
- een kopie van de jaaroverzichten van alle op haar naam aangehouden bankrekeningen (betaal-, spaar- en effectenrekeningen) van de jaren 2015 t/m 2020.
V. de vrouw te veroordelen in de door de man gemaakte proceskosten, zowel in eerste aanleg als in onderhavig hoger beroep.