ECLI:NL:GHAMS:2021:4246

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
23-001988-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meerdere diefstallen met braak en verbreking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2021. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor meerdere diefstallen. De tenlastelegging omvatte vier verschillende zaken, waarbij de verdachte onder andere fietsen en lammycoats had weggenomen. Het hof heeft de zaak behandeld op zittingen op 28 oktober en 25 november 2021, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft de tenlasteleggingen in detail besproken en de bewijsvoering beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte in alle tenlastegelegde feiten schuldig was, met uitzondering van enkele onderdelen die niet bewezen konden worden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. Tevens zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder de Nationale Politie en andere slachtoffers van de diefstallen. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, met de overweging dat prioriteit moet worden gegeven aan de ISD-maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001988-21
datum uitspraak: 9 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-305816-20 (zaak A) en 13-306918-19 (zaak B) en 13-116102-20 (zaak C) en 13-059418-21 (zaak D) en 16-125053-19 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2021 en 25 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd
in
zaak Adat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets (van het merk Cortina), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel;
in
zaak Bdat:
hij op of omstreeks 28 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets (merk Vogue), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Politie Eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
in
zaak Cdat:

1.1.hij op of omstreeks 20 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets (van het merk Wheelerz), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;

2.hij op of omstreeks 27 april 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere blikje(s) (alcoholische) (mix)drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan supermarktketen [winkel 1], filiaal [adres 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

en in
zaak Ddat:
hij op of omstreeks 28 september 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, vier (4) lammycoats, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 2], gelegen aan de [adres 2] en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsmotivering en bespreking van gevoerde bewijsverweren
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat door politieambtenaren in de processen-verbaal van herkenning in de zaken A en D onderscheidende kenmerken zijn genoemd op basis waarvan zij de verdachte zouden hebben herkend als dader, terwijl die kenmerken niet te zien zijn op de in het dossier opgenomen foto’s van de dader. Daarom moet de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs worden vrijgesproken van het in de zaken A en D tenlastegelegde. Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte het slot van de fiets niet heeft verbroken en gesteld dat de verdachte van dat onderdeel moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Zaak A
In zaak A heeft politieambtenaar [verbalisant 1] gerelateerd dat hij de verdachte heeft herkend op de van de dader van de fietsendiefstal gemaakte foto aan onder meer de stand van zijn ogen, de vorm van zijn gezicht en zijn mond, oren en neus. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat deze kenmerken in toereikende mate van de van de dader genomen foto kunnen worden afgelezen. Ook brigadier [verbalisant 2] heeft de persoon op de foto herkend als de verdachte. Hoewel hij daarbij geen specifieke kenmerken heeft benoemd, hecht het hof toch waarde aan zijn verklaring, omdat hij de verdachte bij zijn werk regelmatig tegenkomt en dus kent. Daarnaast heeft het hof op de terechtzitting in hoger beroep vastgesteld dat de verdachte – net als de man op de foto – ter hoogte van de wangen en kaak een ingevallen gezicht heeft en heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij – net als de man op de foto – wel eens een ‘sjekkie’ rookt. Voor het hof staat dus vast dat de verdachte de in zaak A tenlastegelegde fietsendiefstal heeft gepleegd.
Zaak B
Uit de in zaak B gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat er tussen het moment waarop de lokfiets, die was afgesloten door middel van een kabelslot, voor het eerst werd verplaatst en het moment waarop de verdachte met de fiets is aangehouden slechts zeer korte tijd is verstreken. Bij zijn aanhouding droeg de verdachte voor het verbreken van een kabelslot geschikt gereedschap, te weten een nijptang, bij zich. Bij die stand van zaken, en bij ontbreken van een solide aanknopingspunt voor de mogelijkheid dat een ander vlak vóór de diefstal door de verdachte het kabelslot heeft verbroken (zonder de fiets mee te nemen), staat buiten redelijke twijfel dat de verdachte het kabelslot heeft verbroken teneinde de fiets te kunnen wegnemen.
Zaak D
In zaak D heeft brigadier [verbalisant 3] de verdachte aan de hand van camerabeelden herkend als de dader van de jassendiefstal op basis van diens gelaatsvorm, kaakvorm en -lijn, korte kapsel met opvallende haargrens, ogen en oogopslag. Hoofdagent [verbalisant 4] en brigadier [verbalisant 5] hebben de dader op foto’s (het hof begrijpt: screenshots van die camerabeelden) als de verdachte herkend, onder andere aan de hand van zijn haardracht, wenkbrauwen, vorm van zijn gezicht, lengte en neus. Naar het oordeel van het hof wordt ten onrechte gesteld dat deze kenmerken (in het geheel) niet zijn te zien op de (screenshots van de) camerabeelden. Er is dus geen reden om aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen te twijfelen. Voor twijfel is te minder grond nu (i) brigadier [verbalisant 3] bewegende beelden heeft bekeken en de dader dus vanuit verschillende posities heeft gezien en (ii) brigadier [verbalisant 5] de verdachte sinds 2016 kent, hem tijdens zijn werk regelmatig op straat tegenkomt en hem ook al eens heeft aangehouden. Ook hier geldt dat het hof op de terechtzitting in hoger beroep heeft vastgesteld dat de man op de screenshots – net als de verdachte – een ingevallen gezicht heeft. Op grond van dit alles staat voor het hof vast dat de verdachte de in zaak D tenlastegelegde jassendiefstal heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, zaak B, zaak C onder 1 en 2 en zaak D tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A
hij op 4 oktober 2020 te Amsterdam, een fiets van het merk Cortina, toebehorend aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
zaak B
hij op 28 december 2019 te Amsterdam, een fiets (merk Vogue), toebehorend aan Politie, Eenheid Amsterdam, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
zaak C onder 1hij op 20 januari 2020 te Amsterdam, een fiets van het merk Wheelerz toebehorend aan [benadeelde 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
zaak C onder 2
hij op 27 april 2020 te Amsterdam, blikjes (alcoholische) drank, toebehorend aan supermarktketen [winkel 1], filiaal [adres 1], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak D
hij op 28 september 2020 te Amsterdam vier lammycoats, toebehorend aan [winkel 2] (gelegen aan de [adres 2]) en/of [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen in zaak A, zaak B, zaak C onder 1 en 2 en zaak D meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A, zaak B, zaak C onder 1 en 2 en zaak D bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en zaak C onder 1 bewezenverklaarde levert
telkensop:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in zaak C onder 2 en zaak D bewezenverklaarde
telkenslevert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A, zaak B, zaak C onder 1 en 2 en zaak D bewezenverklaarde uitsluit.
Motivering oplegging ISD-maatregel
Het hof neemt op deze plaats integraal over hetgeen in het vonnis waarvan beroep onder 8.3 ter motivering van de oplegging van de ISD-maatregel is opgenomen en vult dit aan met de volgende overwegingen.
De verdachte en de raadsman hebben in hoger beroep benadrukt dat de verdachte bereid is te werken aan zijn psychische problematiek en behandeling wil ondergaan. Dat is voor het hof echter geen toereikende geruststelling. Reeds in het reclasseringsrapport van 11 juli 2019 is verwoord dat niet wordt getwijfeld aan de daadwerkelijke motivatie van de verdachte om zijn leven op de rit te krijgen, maar dat hij beperkt probleembesef heeft en weinig verantwoording neemt voor zijn keuzes en gedrag. De verdachte stelt, zo rapporteerde de reclassering, eisen aan de behandeling en begeleiding die hij krijgt, waardoor deze moeilijk van de grond komt, en legt vervolgens de schuld van het mislukken van behandeltrajecten bij de betrokken instanties. Deze lijn heeft zich nadien doorgezet. Zo heeft de reclassering op 19 januari 2021 gerapporteerd dat de verdachte zich niet aan de afspraken houdt dan wel deze eenzijdig naar eigen goeddunken aanpast. Blijkens een reclasseringsrapport van 24 maart 2021 heeft de verdachte daarna geweigerd om met zijn behandelaar in gesprek te gaan over zijn middelengebruik, omdat dit slechts een ‘averechts effect’ zou hebben; hij gaf te kennen dat alles goed met hem ging en geen hulpvraag te hebben. Op de terechtzitting in hoger beroep legde hij de schuld van het mislukken van recente hulpverleningstrajecten voornamelijk bij de professionals en stelde hij hun bevindingen bij herhaling ter discussie. Het hof kan overigens niet uitsluiten dat aan en een en ander de persoonlijkheidsproblematiek ten grondslag ligt waarvoor bij onderzoek in januari 2020 en december 2020 aanwijzingen zijn gezien. De op te leggen ISD-maatregel kan echter dienstbaar worden gemaakt aan de aanpak van zowel het middelengebruik van de verdachte, als diens eventuele persoonlijkheidsproblematiek. Hetgeen de raadsman verder heeft aangevoerd heeft het hof (ook) niet geleid tot de conclusie dat het hardnekkige recidivepatroon van de verdachte zonder de oplegging van de ISD-maatregel effectief een halt kan worden toegeroepen.
Het hof stelt verder nog vast dat de verdachte een zeer actieve veelpleger is in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)’. De verdachte is ouder dan 18 jaar en zag over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
Het hof acht, alles afwegende, met de rechtbank, een ISD-maatregel van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam
De Nationale Politie, eenheid Amsterdam, heeft zich in eerste aanleg ter zake van het in zaak B tenlastegelegde als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 34,36, te vermeerderen met de wettelijke rente, ter compensatie van materiële schade. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden ten belope van het opgevoerde bedrag. Daarbij is betrokken dat de met een factuur onderbouwde stellingen van de benadeelde partij door of namens de verdachte niet gemotiveerd zijn betwist en de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De verdachte is daarom tot genoemd bedrag tot vergoeding van schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg ter zake van het in zaak C onder 1 tenlastegelegde in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, als vergoeding voor materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 249,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij conform het vonnis moet worden toegewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak C onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 249,00. Daarbij is betrokken dat de vordering van de zijde van de verdachte niet gemotiveerd is betwist, terwijl de vordering het hof tot dat bedrag niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De verdachte is in zoverre tot vergoeding van schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal worden toegewezen. Dat de schade meer heeft belopen dan thans wordt toegewezen, is niet gebleken. De vordering zal dus voor het overige worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich ter zake van het in zaak C onder 2 tenlastegelegde in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 486,91, te vermeerderen met de wettelijke rente, en bestaat uit € 36,91 ter compensatie van materiële schade en € 450,00 als vergoeding voor immateriële schade. De benadeelde partij is in de vordering bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
De benadeelde partij heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat de verdachte bij diens aanhouding door de benadeelde partij na betrapping op heterdaad van de in zaak C onder 2 tenlastegelegde winkeldiefstal, geweld heeft gepleegd door hem te trappen, waardoor laatstgenoemde ten val kwam en letsel aan zijn vingers en pols heeft opgelopen. Met de rechtbank stelt het hof vast dat de steller van de tenlastelegging er niet voor heeft gekozen dat gewelddadig handelen als strafverzwarende bestanddeel ten laste te leggen. Dit staat echter niet zonder meer aan de toewijzing van de vordering in de weg. De concrete omstandigheden van het geval zijn immers bepalend voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Niet vereist is dat de schade betrekking heeft op voorwerpen die in de bewezenverklaring zijn vermeld of dat de benadeelde partij is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd. (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793, rov. 2.3.1).
In dit geval is voldoende komen vast te staan dat de verdachte bij zijn aanhouding wegens winkeldiefstal het geweld als door de benadeelde partij beschreven heeft gepleegd en dat de benadeelde partij daardoor voornoemd letsel heeft bekomen. De stelling van laatstgenoemde vindt weerklank in de overgelegde verklaring van een arts en in de verklaring van de getuige [getuige], die heeft verklaard dat de verdachte, nadat hij door de beveiliger was vastgepakt, om zich heen begon te schoppen. De blote ontkenning van het geweld door de verdachte kan in dit licht niet als een voldoende gemotiveerde betwisting van het gestelde gelden. Naar het oordeel van het hof staat de door de benadeelde partij gevorderde schade in voldoende rechtstreeks verband met het in zaak C onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte.
Het hof is voorts van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade van € 36,91 heeft geleden. Daarbij is betrokken dat van de zijde van de benadeelde partij het optreden van de schade als opgevoerd niet gemotiveerd is betwist, terwijl de vordering het hof in zoverre niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. Dit deel van de vordering ligt dus voor toewijzing gereed.
Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, gelet op de onderbouwde stellingen van de benadeelde partij die van de zijde van de verdachte voor wat het betreft het optreden van dergelijke schade niet gemotiveerd zijn betwist. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter, die daarbij niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid vaststellen op € 250,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard van het handelen van de verdachte en de gevolgen die de benadeelde partij daarvan gedurende meer dan twee weken in zijn dagelijks leven heeft ervaren, alsook op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. De verdachte is tot dat bedrag tot vergoeding van die immateriële schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Hetgeen ter compensatie van immateriële schade meer is gevorderd gaat de grenzen van de billijkheid te buiten, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Resumerend zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 286,91, welk bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente als gevorderd.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 5 augustus 2019 (parketnummer 16-125053-19) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zestien dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaak voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, is in beginsel essentieel dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden. Echter, omdat het hof van oordeel is dat prioriteit dient te worden gegeven aan het traject dat de verdachte in het kader van de ISD-maatregel zal moeten doorlopen, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging in dit geval afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-305816-20 en in de zaak met parketnummer 13-306918-19 en in de zaak met parketnummer 13-116102-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-059418-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-305816-20 en in de zaak met parketnummer 13-306918-19 en in de zaak met parketnummer 13-116102-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-059418-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-306918-19 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 34,36 (vierendertig euro en zesendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Nationale Politie, Eenheid Amsterdam, ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-306918-19 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 34,36 (vierendertig euro en zesendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 december 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-116102-20 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 249,00 (tweehonderdnegenenveertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-116102-20 onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 249,00 (tweehonderdnegenenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 20 januari 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-116102-20 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 286,91 (tweehonderdzesentachtig euro en eenennegentig cent) bestaande uit € 36,91 (zesendertig euro en eenennegentig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-116102-20 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 286,91 (tweehonderdzesentachtig euro en eenennegentig cent) bestaande uit € 36,91 (zesendertig euro en eenennegentig cent) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 april 2020.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 april 2020.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 30 december 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 5 augustus 2019, parketnummer 16-125053-19, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. J.J.I. de Jong en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. W. Albers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 december 2021.
Mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest te mede ondertekenen.
=========================================================================
[…]