ECLI:NL:GHAMS:2021:4359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2021
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
23-001720-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met braak in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De tenlastelegging betrof een incident op 25 maart 2020, waarbij de verdachte samen met anderen probeerde in te breken in een garage van een hotel in Amsterdam. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 25 mei, 22 juni en 10 september 2021, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal had vrijspraak gevorderd, terwijl de verdediging ook vrijspraak bepleitte, onder andere vanwege onvolledige bewijsvoering en inconsistenties in getuigenverklaringen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op camerabeelden waren waargenomen terwijl zij zich verdacht gedroegen bij de garage. De verdachte werd later samen met zijn medeverdachten in een auto aangetroffen, waarin inbrekersgereedschap werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de poging tot diefstal, ondanks de verdediging die stelde dat het politieonderzoek onvolledig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001720-20
datum uitspraak: 24 september 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-079396-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1998,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2021, 22 juni 2021 en 10 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een auto en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in/uit een garage van het [hotel] Amsterdam (gelegen aan de [adres 2] ), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven persoon, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, - de toegangsdeur van de garage heeft geforceerd/opengebroken en/of - een sigaret in het slot had gedrukt zodat de deur bij het sluiten niet daadwerkelijk zou sluiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd nu het hof komt tot een andere straf en vanwege proceseconomische redenen.
De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd, omdat er weliswaar voldoende wettig bewijs voorhanden is, maar de overtuiging ontbreekt.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De signalementen komen niet overeen en bovendien zijn er geen onderscheidende en specifieke kenmerken genoemd door de getuige en de verbalisant. De algemene beschrijving van de kleding is onvoldoende onderscheidend. Bovendien is het politieonderzoek is onvolledig geweest; er is geen forensisch sporenonderzoek gedaan en is er geen objectief bewijsmateriaal voorhanden. Indien het hof van oordeel is dat de verdachte één van de personen was die bij de deur van de garage stond, kan dit evenwel niet tot een bewezenverklaring leiden omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van medeplegen.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 maart 2020 kregen opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] omstreeks 01.30 uur de opdracht van het operationeel centrum van de politie om naar de [adres 2] te gaan, alwaar het [hotel] Amsterdam is gevestigd. De beveiliger van dat hotel had rond 1.30 uur drie personen waargenomen op de camerabeelden, waarvan één persoon een breekijzer bij zich droeg. Verbalisant [verbalisant 3] heeft ter plaatse de camerabeelden bekeken. Hij zag daarop drie personen, waarvan de eerste verdachte een trainingsbroek met twee rode verticale strepen droeg, de tweede verdachte een blauwe jas van het merk North Face aan had en de derde verdachte een rode jas met bontkraag droeg. Hij zag op de beelden dat de mannen met behulp van een breekvoorwerp een toegangsdeur openden. Bij de toegangsdeur wordt diverse schade aan het slot geconstateerd en de dagschoot van het slot is door middel van een sigaret in het slot gedrukt, zodat de deur niet kan sluiten.
Ter hoogte van de inpandige parkeergarage werd omstreeks 01:40 uur een auto aangetroffen, waarin twee personen onderuitgezakt – als zijnde weggedoken – in de auto zaten. Op de achterbank werd een derde persoon aangetroffen. De personen in de auto zijn de verdachte en zijn medeverdachten. In de auto wordt (onder andere) een schroevendraaier, een kniptang en een slotentrekker aangetroffen. Op de achterbank lag voorts een losse bontkraag. De verdachte en zijn medeverdachten zijn door de politie aangehouden en van hen is een foto gemaakt. De beveiligingsbeambte heeft de aangehouden verdachten gezien en hij heeft verklaard dat het signalement overeen komt met dat van de personen die de deur hebben geforceerd.
Herkenning
Verbalisant [verbalisant 3] en getuige [getuige] hebben de drie personen die zij op de camerabeelden hebben waargenomen beschreven. Specifieke details daarvan die hen zijn opgevallen aan de kleding van de drie daders – de verticale rode strepen op de trainingsbroek, de North Face jas en de rode jas met bontkraag – komen overeen met de kleding die de verdachte en zijn medeverdachten die nacht droegen, blijkens de na de aanhouding van hen gemaakte foto’s. Hoewel het hof met de verdediging van oordeel is dat aan elk van deze kledingstukken op zichzelf weinig onderscheidende waarde kan worden toegekend, is het aantreffen van drie personen met exact deze kledingstukken wel dermate bijzonder dat het hof ervan uit gaat dat de verdachte en zijn medeverdachte de drie mannen zijn geweest die op de beelden zijn waargenomen. Bij dat oordeel is betrokken dat de verdachte en zijn medeverdachten kort na het incident, midden in de nacht, gezamenlijk in de nabijheid van de plaats delict zijn aangetroffen in een auto waarin ook gereedschappen zijn aangetroffen die geschikt zijn voor het plegen van inbraken.
Dat de desbetreffende camerabeelden niet meer beschikbaar zijn, maakt het vorenstaande niet anders, nu de twee verbalisanten en de beveiliger in het bijzijn van de verdediging ter terechtzitting als getuigen zijn gehoord. Dat sprake is van een verschil in het postuur van de verdachten en het signalement acht het hof niet dermate wezenlijk dat aan het signalement getwijfeld moet worden, nu in het signalement van getuige twee mannen met een dunner postuur en 1 man met een wat dikker postuur wordt beschreven, hetgeen past bij de drie aangehouden verdachten. Ook het verschil in beschrijving van de kleur van de North Face jas, zwart of blauw, doet niet af aan de betrouwbaarheid van het signalement. Zowel de beveiliger als de verbalisant spreken immers over een jas van het merk North Face, terwijl het goed mogelijk is dat een kledingstuk op beelden die in de nachtelijke uren zijn gemaakt voor de één zwart en voor de ander blauw lijkt. Datzelfde geldt voor de beschrijving van de jas die in de eerste melding oranje wordt genoemd en daarna consequent als rood wordt beschreven. Dat er geen forensisch onderzoek is gedaan doet geen afbreuk aan de redengevendheid van de bewijsmiddelen.
De verklaring van de verdachte en zijn medeverdachten, inhoudende dat zij ter plaatse waren om te ‘chillen’ en lachgasballonnetjes te kopen dan wel te gebruiken, maakt dit oordeel niet anders. Het is goed mogelijk om zowel te wachten op ballonnetjes als een garage open te breken om een diefstal te plegen; het gestelde alternatieve scenario sluit dat niet uit.
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, te weten een geforceerde toegangsdeur van de parkeergarage, is er sprake van een begin van de uitvoering om goederen weg te nemen uit de garage en/of de in de garage geparkeerde voertuigen. Uit het feit dat er een sigaret in het slot was gedrukt, zodat de deur niet in het slot kon vallen en de daders de garage weer konden verlaten, en de aanwezigheid van diverse gereedschappen die bij diefstallen met braak plegen te worden gebruikt, zoals een slotentrekker, leidt het hof af dat het oogmerk was gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van goederen en dus niet (uitsluitend) op de vernieling van de toegangsdeur.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde af dat hij en zijn medeverdachten zich gezamenlijk naar de toegangsdeur van de garage zijn gegaan en dat één van hen in het bijzijn van de anderen de toegangsdeur heeft geforceerd met een breekvoorwerp. Vervolgens zijn de drie verdachten tegelijkertijd weggerend en even later gezamenlijk aangetroffen in een auto, waarin bovendien inbrekersgereedschap is aangetroffen. Op grond van het voorgaande is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De handelingen van de verdachte en diens mededaders droegen immers het karakter van een gezamenlijk ondernomen poging en daarmee van een gezamenlijke uitvoering, in de hiervoor bedoelde zin, waarbij kennelijk sprake was van inwisselbare rollen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Concluderend
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten heeft getracht om in te breken in de garage zoals hierna bewezenverklaard. Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in alle onderdelen verworpen.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020Q62031-11 van 25 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. 5 t/m 12.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op 25 maart 2020 kregen wij, verbalisanten, melding dat de beveiliger van het [hotel] , [adres 2] te Amsterdam, drie personen had gezien op camerabeelden, waarvan één persoon een breekijzer vasthield. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb naar aanleiding van de melding van de beveiliger ter plaatse de camerabeelden bekeken. Ik zag op de beelden drie personen. Ik zag dat de eerste verdachte een trainingsbroek met twee rode verticale strepen droeg. Ik zag dat de tweede verdachte een blauwe jas droeg van het merk The North Face. Ik zag dat de derde verdachte een rode jas droeg voorzien van een bontkraag. Ik zag dat de verdachten met behulp van een breekvoorwerp een toegangsdeur openden.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb een onderzoek ingesteld in de parkeergarage. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , ben vervolgens naar de toegangsdeur van de parkeergarage gelopen. Ik zag op diverse plaatsen schade aan het slot. Ik zag ook dat de dagschoot van het slot door middel van een sigaret in het slot was gedrukt zodat de deur bij het sluiten niet daadwerkelijk zou sluiten.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb het voertuig (het hof begrijpt: het onder de verdachten aangetroffen voertuig) doorzocht. Ik trof hierbij de volgende bijzonderheden aan in een klein vakje naast het stuur:
- een paar zwarte handschoenen met een Adidas logo en de tekst Adidas in de kleur wit;
- een boterhamzakje met een aantal torx schroeven.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , trof in het handschoenenvakje aan:
- een zakje met een aantal torx schroeven;
- set met diverse bitjes.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zag op de achterbank van het voertuig een losse bontkraag liggen. Ik had eerder op de beveiligingsbeelden gezien dat één van de verdachten een rode jas droeg met een bontkraag. Ik zag dat de verdachte welke de rode jas droeg bij de aanhouding ineens geen bontkraag meer had. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , trof in de achterbak in een zwart tasje een slotentrekker met toebehoren aan.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020062031-4 van 25 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doorgenummerde pag. 13 t/m 15.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in , voor zover van belang en zakelijk weergegeven als
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op woensdag 25 maart 2020 kregen wij, verbalisanten, via het Operationeel Centrum de opdracht om mee te rijden naar de [adres 2] , alwaar het [hotel] is gevestigd. Daar zouden drie jongens mogelijk inbreken in auto's.
Signalement:
- 3 jongens
- 1 met oranje jas
- 1 met Northface jas
- 1 jongen zou een breekijzer vasthouden.
Omstreeks 01:40 arriveerden wij ter hoogte van de inpandige parkeergarage en zagen wij een donkerkleurige auto van het merk Volkswagen voorzien van het kenteken [kenteken] staan. Wij zagen dat er in de auto twee personen voorin zaten en dat zij onderuitgezakt in hun stoel zaten, als zijnde weggedoken. Wij zagen nog een derde persoon achterin de auto zitten. We hebben de personen staande gehouden, waarna zij zich desgevraagd identificeerden. Op de bijrijdersstoel was gezeten een persoon die bleek te zijn: [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ), geboren [geboortedag 2] 1988 te [geboorteplaats 2] . Op de bestuurdersstoel was gezeten een persoon die bleek te zijn: [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) geboren [geboortedag 3] 1996, te [geboorteplaats 3] . Op de achterbank was gezeten een persoon die bleek te zijn genaamd: [verdachte] ( [verdachte] ) geboren [geboortedag 1] 1998, te [geboorteplaats 1] .
Gezien het feit dat het signalement van de personen redelijk overeen kwam met het signalement van de personen uit de melding en het feit dat de 3 staande gehouden personen meerdere antecedenten hadden ter zake diefstal hebben wij, verbalisanten, een onderzoek ingesteld naar het voertuig. In het voertuig zijn de volgende goederen aangetroffen:
- Schroevendraaier (onder de rechterstoel van de bijrijder)
- Kniptang (in het vak op de rugleuning van de bestuurder)
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020062031-7 van 25 maart 2020, inclusief bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 16 t/m 20.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Wij, verbalisanten, kregen op 25 maart 2020 rond 01.30 uur van het Operationeel Centrum te Amsterdam de opdracht te gaan naar de [adres 2] . Wij zagen dat collega’s een auto met daarin drie personen staande hadden gehouden.
Wij, verbalisanten, hebben de drie aangehouden personen aan een fouillering onderworpen. Na iedere fouillering maakte ik, verbalisant [verbalisant 1] , een foto van elke verdachte. Deze foto's heb ik bijgevoegd bij dit proces-verbaal.
4. Een proces-verbaal verhoor getuige met nummer PL1300-2020062031-8 van 25 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] , doorgenummerde pag. 24 t/m 25.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 maart 2020 tegenover verbalisant [verbalisant 7] afgelegde verklaring van
[getuige]:
Ik ben werkzaam bij het [hotel] als beveiliger. Op 25 maart 2020 zag ik op de camerabeelden van de speedgate twee personen en zij gedroegen zich verdacht. Er stond een derde persoon bij. Ze stonden bij een deur die je alleen met een sleutel kan openen. De deur stond echter open. Ik wist op dit moment dat zij de deur hadden geforceerd. Ik ben toen naar de speedgate gerend. Ik probeerde de deur te openen en dit lukte zonder sleutel. Ik zag dat de jongens een sigaret in het slot hadden gedrukt waardoor de deur open bleef.
Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
Man 1:
rode jas met bontkraag.
Man 2:
zwarte North Face jas.
Man 3:
donkere trainingsbroek met rode lijn.
Ik zag later dat de politie drie mannen had aangehouden. Ik zag dat het signalement van deze mannen overeen kwamen met degenen die de deur hadden geforceerd. Terug bij het hotel zag ik op de camerabeelden dat man 3 de deur had geforceerd met iets wat leek op een schroevendraaier.
5. De eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2021.
Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de foto op pagina 18 van het dossier is de verdachte [verdachte] afgebeeld en deze draagt een blauwe
jas met twee donkerblauwe vlakken op de schouders van het merk North Face.
Op de foto op pagina 19 van het dossier is de verdachte [medeverdachte 1] afgebeeld. Hij draagt een rode jas. Op de foto op pagina 20 van het dossier is de verdachte [medeverdachte 2] afgebeeld. Hij draagt een donkerblauwe trainingsbroek met in elk geval één verticale rode lijn.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 augustus 2020.
Het klopt dat ik op 25 maart 2020 in de nacht met de twee medeverdachten in de auto van de neef van mijn vriendin zat. We stonden geparkeerd in de buurt van de parkeergarage van het [hotel] te Amsterdam.
7. Een proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam van 10 september 2021.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van
de verdachte.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven
Ik zat op 25 maart 2020 in Amsterdam in de buurt van de parkeergarage van het [hotel] de auto en op een gegeven moment kwam de politie. Ik ben daar gekomen met de auto, ik reed niet zelf. U houdt mij de foto voor op pagina 18 van het dossier. Dat ben ik.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 maart 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een auto en/of goederen van hun gading, uit een garage van het [hotel] Amsterdam, gelegen aan de [adres 2] , dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het/deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- de toegangsdeur van de garage heeft geforceerd en
- een sigaret in het slot had gedrukt zodat de deur bij het sluiten niet daadwerkelijk zou sluiten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in bovengenoemde bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
De verdediging heeft onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – subsidiair – verzocht om bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een (deels onvoorwaardelijke) taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan poging tot diefstal met braak in een parkeergarage. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom voor een ander. Dit kan naast schade en hinder voor de gedupeerde ook gevoelens van angst en onveiligheid bij buurtbewoners opleveren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 augustus 2021 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit ten nadele van de verdachte mee.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn toegelicht en met stukken onderbouwd, waaronder een brief van een medewerker van Prime Time zorg en een e-mailbericht van de [naam] , werkzaam bij de William Schrikker Jeugdreclassering van 9 september 2021. Uit deze stukken blijkt dat de verdachte begeleid woont en zich daarvoor inzet. Daarnaast heeft hij inmiddels een baan. Ook is hij zeer recent vader geworden en is hij, met de hulpverlening, druk doende om te bezien of hij samen met zijn vriendin en dochter kan gaan samenwonen. De reclasseringswerker heeft geadviseerd om een werkstraf of voorwaardelijke straf op te leggen zodat de verdachte de kans krijgt om de positieve stappen die hij heeft gezet verder voort te zetten. Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou doorkruisen en daarmee de kans op recidive zou vergroten. Gelet hierop zal het hof hem een taakstraf opleggen. Voorts zal het hof om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 september 2021.