Op 4 oktober 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 april 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die op 7 november 2018 in Amsterdam een overtreding heeft gepleegd van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, een geldboete van € 900,00 en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist, indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is genomen door mr. M.J.A. Duker, in bijzijn van mr. S. Geensen, griffier. Zowel de verdachte als de advocaat-generaal hebben ter terechtzitting afstand gedaan van het recht om beroep in cassatie in te stellen.