ECLI:NL:GHAMS:2021:62

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
23-002809-16.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling in café met tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van de aangever in café '[café]' te Zaandam op 28 december 2014. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangever met kracht in het gezicht had geslagen en geduwd, waardoor de aangever ten val kwam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 januari 2021 zijn de verklaringen van de verdachte en de getuigen besproken. De aangever verklaarde dat hij door de verdachte was geslagen, terwijl de verdachte en enkele getuigen stelden dat de verdachte de aangever enkel naar buiten had geduwd zonder hem te slaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen en de verdachte tegenstrijdig waren, maar dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging van mishandeling te ondersteunen. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Tevens is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de mishandeling die de schade zou hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002809-16
datum uitspraak: 19 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15-229918-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
brp-adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 5 januari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad [benadeelde]
heeft mishandeld door een en/of meermalen (met kracht) die [benadeelde]
-in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
-heeft geduwd (waardoor die [benadeelde] ten val is gekomen).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft – in afwijking van zijn schriftelijke vordering – gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250,-,
met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Het staat vast dat in de nacht van 27 op 28 december 2014 in café “[café]” te Zaandam omstreeks 04:00 uur een incident heeft plaatsgevonden tussen de verdachte, die als [werk] in het café werkzaam was, en de aangever [benadeelde], die zich met een vriendengroep in het café bevond. Over wat tussen hen precies is gebeurd lopen de verklaringen van hen en van degenen die als getuigen zijn gehoord uiteen.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem met de vuist in het gezicht heeft geslagen, dat hij daarna op de grond terecht kwam en dat de verdachte hem vervolgens nog een behoorlijk aantal keren met kracht in zijn gezicht geslagen heeft. Deze verklaring is, ongeveer twee maanden na het gebeuren,
in meer of mindere mate door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die deel uitmaakten van de vriendengroep van de aangever, bevestigd.
De verdachte heeft, ongeveer tien maanden na het gebeuren, verklaard dat hij de aangever van zijn kruk geduwd heeft en heeft meegenomen naar buiten, zonder hem te slaan, dit omdat de aangever geen gevolg gaf aan mondelinge verzoeken naar buiten te gaan. Deze verklaring is, ongeveer tien maanden na het gebeuren, bevestigd door de getuigen [getuige 3] en [getuige 4], die als portier, respectievelijk barkeeper in
het café werkzaam waren. Zij verklaren dat de verdachte de aangever niet heeft geslagen, maar hem wel naar buiten heeft gewerkt. De verdachte heeft zijn verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, alsmede ter terechtzitting in hoger beroep, gehandhaafd.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2015 van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die de aangever café [café] uit hebben zien komen. Zij zagen en hoorden dat hij met de voet tegen een van de parasols buiten trapte en zei: “Godverdomme, de volgende keer pak ik hem wel”, of woorden van gelijke strekking. De aangever zei op de vraag wat er aan de hand was: “Ik ben ook stom geweest. Ik had een beetje ruzie gekregen binnen en spuugde tegen het raam.
De beveiliger (het hof begrijpt: de verdachte) zag dit en heeft me [café] uitgezet.
Wacht maar af die beveiliger gaat zien de volgende keer”, of woorden van gelijke strekking.
Het hof is van oordeel dat deze woorden van de aangever er niet op wijzen dat hij zojuist door
de verdachte was mishandeld zoals in de aangifte is vermeld en ten laste is gelegd.
Dat – zoals tevens ten laste is gelegd – het duwen teneinde de aangever naar buiten te bewegen pijn
of letsel heeft veroorzaakt is niet komen vast te staan.
Al met al is niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling, zodat hij, overeenkomstig wat de raadsman heeft bepleit, daarvan zal worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 450,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering
is bij het vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, met rente. Het hof heeft in hoger beroep
opnieuw te oordelen over de gevorderde en toegewezen schadevergoeding, met rente.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden
toegewezen tot een bedrag van € 250,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel,
en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
De verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade
zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam,
waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P.C. Römer en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid
van mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit
gerechtshof van 19 januari 2021.
Mr. J.J.J. Schols en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]