In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van aanranding en huisvredebreuk in twee gevoegde strafzaken. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte ontvankelijk verklaard, maar heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg. De tenlasteleggingen betroffen onder andere het wederrechtelijk binnendringen in een hotelkamer en het aanranden van een benadeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar stonden, en dat er onvoldoende steunbewijs was voor de aangifte van de aanranding. De aangeefster had geen getuigen die haar verhaal konden bevestigen, en de communicatie tussen de verdachte en de aangeefster bood onvoldoende bewijs voor de tenlastelegging. Het hof heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de feiten had gepleegd, en heeft de verdachte in beide zaken vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft bepaald dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.