ECLI:NL:GHAMS:2022:1324
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van partner- en kinderalimentatie in het kader van co-ouderschap en hoofdverblijfplaats van minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een man en een vrouw met betrekking tot partner- en kinderalimentatie, alsook de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om partneralimentatie van € 5.670,- per maand en kinderalimentatie van € 693,- per maand, maar deze verzoeken werden door de rechtbank afgewezen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar toegewezen gekregen, wat de man betwistte. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangedragen die rechtvaardigen dat de vrouw aan hem alimentatie zou moeten betalen. Tevens is het hof van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw blijft, gezien de stabiliteit die zij biedt en het feit dat de man regelmatig in Brazilië verblijft. De man heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen, maar het hof heeft geoordeeld dat de vrouw de meest beschikbare ouder is en dat het in het belang van het kind is dat hij bij haar verblijft. De behandeling van de verzoeken met betrekking tot de alimentatie is aangehouden tot een latere zitting op 20 juni 2022.