In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 3 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was aangeklaagd voor de opzettelijke invoer van bijna acht kilogram cocaïne op de luchthaven Schiphol. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, waarbij een gevangenisstraf van 44 maanden was opgelegd, met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 mei 2022 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met aanvulling en verbetering van de gronden. De verdediging voerde aan dat de verdachte ten onrechte was aangeklaagd, omdat hij onder invloed van zware slaapmedicatie verkeerde en per ongeluk de verkeerde koffer had gepakt. Het hof oordeelde echter dat dit verweer een herhaling was van eerder gevoerde verweren en verwierp het.
Daarnaast deed de verdediging een voorwaardelijk verzoek om een getuige te horen die in een andere zaak had verklaard over een telefoonnummer dat in verband zou staan met de verdachte. Het hof verwierp dit verzoek, omdat de noodzaak hiertoe niet was aangetoond. Het hof oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring over het telefoonnummer, gezien het aantal contacten op de dag van zijn uitreis.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof de bewijsmiddelen heeft aangevuld en vervangen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig. De oudste en jongste raadsheer waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.