ECLI:NL:GHAMS:2022:2066

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
23-003272-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-nakoming van de leerplicht door een jongere

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een jongere die kwalificatieplichtig is, werd beschuldigd van het niet nakomen van de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs, zoals vastgelegd in de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof de periode van 1 oktober 2020 tot en met 11 mei 2021, waarin de verdachte, ingeschreven aan MBO College Zuid, niet aan deze verplichting voldeed.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie werd bevestigd, ondanks een verzoek van de moeder van de verdachte om niet-ontvankelijkheid, omdat er geen redenen van algemeen belang waren die een vervolging noodzakelijk maakten. Het hof oordeelde dat de vervolging niet in strijd was met de beginselen van een goede procesorde.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar verwierp het beroep op afwezigheid van alle schuld. De verdachte had onvoldoende inspanning geleverd om aan de leerplicht te voldoen, ondanks de bijzondere omstandigheden die door haar ouders waren aangevoerd. Het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003272-21
datum uitspraak: 14 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-151203-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de moeder van de verdachte, zijnde gemachtigde van de verdachte, en haar vader, naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks 01 oktober 2020 tot en met 11 mei 2021 te Amsterdam, althans in Nederland als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl zij als leerling aan een school, te weten MBO College Zuid stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De moeder van de verdachte heeft in een brief van 9 juni 2022 verzocht het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er in de onderhavige zaak geen redenen van algemeen belang zijn die een vervolging nodig maken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde (vgl. HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280). Een uitzonderlijk geval als zojuist bedoeld doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur.
Van een dergelijk uitzonderlijk geval is het hof niet gebleken. Dat de officier van justitie heeft besloten de verdachte te vervolgen op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Leerplichtwet 1969 is gelet op de inhoud van het dossier niet onverenigbaar met de beginselen van een goede procesorde. Evenmin kan gesteld worden dat sprake is van een aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die onverenigbaar is met het verbod van willekeur. Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in de strafvervolging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 11 mei 2021 te Amsterdam, als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl zij als leerling aan een school, te weten MBO College Zuid stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
als jongere die kwalificatieplichtig is de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

De moeder van de verdachte heeft in haar brief van 9 juni 2022 en ook ter terechtzitting in hoger beroep de volgende bijzondere omstandigheden naar voren gebracht:
  • het was coronatijd met diverse lockdowns;
  • de betreffende opleiding was per begin december 2020 beëindigd en de verdachte had zich aangemeld voor een nieuwe opleiding per februari 2021, maar er bleek een wachtlijst te zijn voor de nieuwe opleiding;
  • de verdachte en haar ouders zijn niet tijdig geïnformeerd door het ROC-Zuid over het feit dat er een wachtlijst was voor de nieuwe opleiding en de verdachte moest noodgedwongen terug naar de opleiding die voor haar – in ieder geval mentaal - al beëindigd was;
  • door corona waren er weinig mogelijkheden om alsnog een andere opleiding te gaan doen of daar overleg over te hebben;
  • er is geen IPA-coach traject ingezet, terwijl dat wel was afgesproken en een dergelijke oplossing is te verkiezen boven de strafrechtelijke weg;
  • er is sprake van specifieke persoonlijke omstandigheden die gezien het vorenstaande enige clementie rechtvaardigden (adoptie, geen totale onwil om een opleiding te volgen).
Het hof heeft zich beraden over de vraag of de verdachte op grond van deze omstandigheden een beroep op de buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond “afwezigheid van alle schuld” toekomt. Het hof beantwoordt die vraag, evenals de advocaat-generaal, negatief.
Het hof heeft oog voor de bijzondere omstandigheden die de moeder en vader van de verdachte in voornoemde brief en ter terechtzitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht. Uit het door de leerplichtambtenaar opgemaakte proces-verbaal blijkt evenwel ook dat de verdachte de voorgestelde hulpverlening in de vorm van een IPA-coach radicaal heeft afgewezen. Ze heeft duidelijk te kennen gegeven hierin absoluut geen zin te hebben en hieraan niet te zullen meewerken. Zij zou zelf wel uitzoeken wat ze zou gaan doen. Voorts was het mogelijk geweest om een tijdelijke vrijstelling van de leerplichtwet te krijgen, mits de verdachte zich ervoor had ingezet om werk te vinden in de tijd die restte tot de start van een nieuwe opleiding. Kennelijk heeft de verdachte zich hiervoor evenmin voldoende ingezet.
Deze feiten en omstandigheden in ogenschouw nemende, is het hof van oordeel dat de verdachte ook als de geschetste bijzondere omstandigheden in aanmerking worden genomen niet de redelijkerwijs van haar te verwachten inzet heeft getoond om aan de verplichte schoolgang te voldoen. Reeds om deze reden wordt het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen.
De verdachte is derhalve strafbaar, omdat ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

In verband met de hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht het hof het met de advocaat-generaal evenwel raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde
geenstraf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. M.J.A. Duker en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 juli 2022.
=========================================================================
[adres 2]
.