Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
principale beroepkomt Adelbrecht met één grief op tegen de afwijzing van haar vordering tot schadevergoeding wat betreft de geëiste hoofdsom. In het
incidentele beroepbestrijdt [geïntimeerde] met tien grieven de andere, toewijzende, beslissingen die de kantonrechter bij het bestreden vonnis heeft gegeven en de overwegingen waarop deze beslissingen berusten. Daarnaast heeft [geïntimeerde] een voorwaardelijke incidentele vordering ingesteld zoals onder 1 genoemd.
principale beroepgrotendeels slaagt, dat het bestreden vonnis gedeeltelijk zal worden vernietigd en voor het overige zal worden bekrachtigd en dat [geïntimeerde] alsnog zal worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Adelbrecht, met wettelijke rente, zoals hierna te melden. Het
incidentele beroepis tevergeefs ingesteld en de voorwaardelijke incidentele vordering van [geïntimeerde] zal worden afgewezen. Geen bespreking behoeft diens verweer erop neerkomend dat de hierna toe te wijzen vordering van Adelbrecht in wezen een vordering in vrijwaring betreft en daarom niet als zelfstandige vordering toewijsbaar is, omdat dit verweer, buiten hetgeen onder 3.8 en 3.9 is overwogen, door de aard en de inhoud van de vordering van Adelbrecht wordt gelogenstraft. De feiten die [geïntimeerde] heeft gesteld en te bewijzen heeft aangeboden kunnen, indien bewezen, niet leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven, zodat zijn bewijsaanbod in eerste aanleg en in hoger beroep, als niet ter zake dienend, wordt gepasseerd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het principale en in het incidentele beroep en in het incident.
4.Beslissing
€ 14.553,- voor salaris advocaat en op € 163,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris als niet binnen veertien dagen aan deze kostenveroordeling is voldaan en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;