ECLI:NL:GHAMS:2022:2147

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
23-000564-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren te [geboortedatum] en woonachtig aan [adres], was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van 259 hennepplanten in een pand te Amstelveen en de diefstal van elektriciteit van [benadeelde]. Tijdens de zitting op 7 april 2022 heeft de verdachte erkend dat de hennepkwekerij van hem was, maar betwistte de hoeveelheid planten. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten, ondanks de verdediging dat de hoeveelheid hennepplanten onjuist was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in het strafgeding kon worden behandeld. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000564-21
datum uitspraak: 21 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-291778-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [plaats delict] te Amstelveen) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 259, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks de periode van 21 juni 2019 tot en met 13 maart 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, stroom en/of elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen stroom en/of elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen voor het onder feit 1 ten laste gelegde telen van 259 hennepplanten en voor de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal van elektriciteit.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat de ten laste gelegde hoeveelheid hennepplanten onjuist is. Volgens de verdediging had de verdachte geen 259 maar 220 hennepplanten staan en waren deze bestemd voor eigen gebruik. Ten aanzien van feit 2 is betoogd dat de ten laste gelegde periode dient te worden ingekort, omdat de verdachte pas in december 2019 is begonnen met telen.
Het hof overweegt als volgt.
Blijkens een proces-verbaal op pagina 28 van het dossier is op vrijdag 13 maart 2020 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in de woning aan de [plaats delict] te Amstelveen. Op pagina 29 van hetzelfde proces-verbaal relateert de verbalisant dat er op de tweede verdieping van de woning in totaal 259 hennepplanten stonden. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de aangetroffen hennepkwekerij van hem is. Gelet op het proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij en de bekennende verklaring van de verdachte acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangetroffen 259 hennepplanten heeft geteeld. De stelling van de verdachte dat de hennepkwekerij slechts 220 hennepplanten bevatte is, in het licht van het voorgaande, geenszins verifieerbaar en vindt overigens ook geen steun in het dossier, waardoor het hof deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde schuift.
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof als volgt. Blijkens een aangifteformulier van [benadeelde] op pagina 4 van het dossier heeft de fraudespecialist in de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen, tevens een illegale elektriciteitsaansluiting aangetroffen. Voorts vermeldt [benadeelde] dat de aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep en op deze wijze de hennepkwekerij voorzag van elektriciteit. Het hof is gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde bekennende verklaring van de verdachte en het aangifteformulier van [benadeelde] van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het hof gaat, nu er onvoldoende andere aanknopingspunten voorhanden zijn, daarbij uit van de verklaring van de verdachte dat hij in december 2019 is begonnen met het telen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 maart 2020 te Amstelveen, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [plaats delict] te Amstelveen een hoeveelheid van in totaal 259 hennepplanten.
2.
hij in de periode van 1 december 2019 tot en met 13 maart 2020 te Amstelveen elektriciteit, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten in zijn woning. Het gebruik van hennep is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar leidt vaak tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en is indirect de oorzaak van vele (andere) vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft op illegale wijze stroom afgetapt zonder dat dit werd geregistreerd waardoor het energiebedrijf schade heeft opgelopen. Tevens levert het illegaal en ondeskundig aftappen van elektriciteit (brand)gevaar op voor de omwonenden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 maart 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. Dit neemt het hof mee in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De oorspronkelijke vordering bedraagt € 11.470,49. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De vordering wordt door de verdediging gemotiveerd betwist, naar eigen opgave ook civielrechtelijk, met name ten aanzien van – kort gezegd – de hoeveelheid weggenomen elektriciteit. Gelet hierop zou de behandeling van de vordering naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] (t.a.v. [benadeelde]) niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. M. Senden en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 april 2022.
mr. S. Geensen en mr. A.J. van Es zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]