ECLI:NL:GHAMS:2022:2149
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.M. Koolen - Zwijnenburg
- M. Senden
- A.J. van Es
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na bekennende verklaring en persoonlijke omstandigheden
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die eerder door de politierechter in de rechtbank Amsterdam was veroordeeld. Het hoger beroep was ingesteld tegen het vonnis van 22 april 2021, onder parketnummer 13-226979-20. Tijdens de zitting van 26 november 2021 is het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gestart. De advocaat van de verdachte heeft op 30 maart 2022 per e-mail meegedeeld dat de verdachte, gezien zijn bekennende verklaring en zijn huidige persoonlijke omstandigheden, zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaaft. Tijdens de zitting op 7 april 2022 heeft de raadsman dit verzoek herhaald en het hof verzocht de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.