ECLI:NL:GHAMS:2022:2226

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
23-000525-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een bierfust in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling, waarbij hij op 18 november 2021 in Amsterdam een bierfust tegen de rug van de aangeefster heeft geslagen of gegooid, wat resulteerde in afgebroken voortanden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de rechtbank. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor mishandeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 juli 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de dader is, ondanks de verdediging dat er mogelijk sprake was van persoonsverwisseling. De verdachte werd kort na het incident in de nabijheid van de plaats delict aangetroffen met een bierfust. Het hof oordeelde dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig was, hoewel het letsel van de aangeefster niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en kreeg de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar. Daarnaast werd de benadeelde partij een schadevergoeding toegewezen van € 4.253,41, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000525-22
datum uitspraak: 28 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-312743-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
detentieadres: [geboortedatum].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten afgebroken voortanden, heeft toegebracht door die [benadeelde] tegen de rug, althans tegen het lichaam, te slaan met een bierfust en/of een bierfust tegen het lichaam te gooien, waardoor die [benadeelde] (voorover) is gevallen en/of met het hoofd en/of gezicht de stoeprand en/of de grond heeft geraakt;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [benadeelde] tegen de rug, althans tegen het lichaam, te slaan met een bierfust en/of een bierfust tegen het lichaam te gooien, waardoor die [benadeelde] (voorover) is gevallen en/of met het hoofd en/of gezicht de stoeprand en/of de grond heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] tegen de rug, althans tegen het lichaam, te slaan met een bierfust en/of een bierfust tegen het lichaam te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, omdat hij niet de dader is en mogelijk sprake is van een persoonsverwisseling. De verdachte is ongeveer zestien minuten na het incident aangetroffen en aangehouden op een locatie die zich volgens Google Maps op slechts zes minuten loopafstand bevindt van de plaats delict. De herkenningen door de aangeefster naar aanleiding van een enkelvoudige fotoconfrontatie kunnen niet tot het bewijs worden gebezigd, nu deze op onbehoorlijke wijze tot stand zijn gekomen. Daarenboven is onduidelijk in hoeverre de aangeefster zicht heeft gehad op de dader, hetgeen de vraag oproept of zij die überhaupt wel zou kunnen herkennen. De omschreven kleding van de dader komt ook niet (volledig) overeen met de kleding van de verdachte ten tijde van zijn aanhouding. De verdachte droeg toen geen groene jas.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hiertoe als volgt.
Daderschap
Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de verdachte de persoon is die de aangeefster op 18 november 2021 op de Zeedijk heeft mishandeld. De verdachte is die dag om 16.17 uur door de politie op de Nieuwmarkt aangetroffen en aangehouden. Dit is in de nabijheid van de plek waar het incident rond 16.00 uur heeft plaatsgehad. De verdachte heeft donker rastahaar, een getinte huidskleur, droeg ten tijde van de aanhouding onder andere een groenachtige jas en had een plastic tas bij zich met hierin een bierfust. Dit komt overeen met het – door de aangeefster en meerdere getuigen – opgegeven signalement van de dader. De kans dat een ander persoon met eenzelfde signalement, zo kort na het incident en in dezelfde omgeving eveneens een bierfust bij zich draagt, acht het hof verwaarloosbaar klein. Het hof kent – gelet op het hiervoor overwogene – geen gewicht toe in ontlastende zin aan het gegeven dat de verdachte ongeveer zestien minuten later is aangetroffen op een locatie die zich op zes minuten loopafstand van de plaats delict bevindt, nu daarvoor verschillende oorzaken kunnen zijn.
Het hof laat de bespreking van het verweer, voor zover dat ziet op de herkenningen door de aangeefster naar aanleiding van een enkelvoudige fotoconfrontatie, buiten beschouwing, nu deze herkenningen niet tot het bewijs worden gebezigd.
Zwaar lichamelijk letsel
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het hof spreekt de verdachte om die reden vrij van het primair tenlastegelegde.
Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een
pogingtot zware mishandeling. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte met een bovenhandse, krachtige zwaai een tas met daarin een bierfust (met een inhoud van zes liter) onverhoeds tegen de rug van de aangeefster heeft geslagen dan wel gegooid. Gelet op de aard van het voorwerp, de kracht waarmee het geweld is toegepast en het onverhoedse karakter van de aanval in de rug van de aangeefster, acht het hof de kans dat de aangeefster daardoor ten val zou komen en ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen aanmerkelijk. Dat het letsel van de aangeefster (onder andere bestaande uit afgebroken voortanden) niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel doet er niet aan af dat zij door zijn handelen wel zwaar lichamelijk letsel had
kunnenoplopen. De verdachte heeft, naar de uiterlijke verschijningsvormen van zijn handelen, deze kans willens en wetens aanvaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 november 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [benadeelde] tegen de rug te slaan met een bierfust of een bierfust tegen het lichaam te gooien, waardoor die [benadeelde] voorover is gevallen en met het hoofd de stoeprand heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2021238150-2 van 18 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], inclusief fotobijlage [doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 6].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
aangeefster [benadeelde]:
Op 18 november 2021 liep ik rond 15.55 uur op de Zeedijk in Amsterdam. Ik zag dat een man met rastahaar mij tegemoet kwam lopen. De man boerde in mijn gezicht. Ik mompelde: "Iek, what the fuck”. Daarna liep ik door. Ik hoorde de man iets terugroepen, iets van “bitch!” of zo. Ik hoorde dat de man kwam aanrennen. Opeens voelde ik een keiharde klap of slag tegen mijn rug. Ik raakte daardoor uit balans en viel. Ik kwam met mijn gezicht terecht op de stoeprand. Hierdoor brak een stuk van mijn voortanden af. Ik maakte een harde smak, want ik voelde ook pijn naast mijn linkeroog. Omdat ik met mijn handen de val probeerde op te vangen, heb ik afweerwonden op mijn beide handen. Ook mijn rechtervoet doet pijn.
De man liep verder in de richting van Nieuwmarkt.
Ik vroeg aan een meisje wat er met mijn gezicht was, want het deed pijn. Zij zei dat er een snee naast mijn linkerslaap zat. Ik ging voelen en zag dat mijn hand onder het bloed kwam te zitten. Ondertussen voelde ik mijn gezicht opzwellen. Ik heb een dikke bult op mijn gezicht. Ik heb erg veel hoofdpijn en pijn naast mijn linkeroog.
Ik kan de man als volgt omschrijven: getinte huidkleur, donker rastahaar, donkere winterjas, ongeveer 1.80 meter lang, slank postuur, ongeveer 30 tot 40 jaar oud.
Noot verbalisant: ik zie dat aangeefster een dikke, blauwe bult heeft ter hoogte van haar linkeroog. Er zit ook een bloedende snee naast dat oog. Ik zie dat van haar beide voortanden een stuk is afgebroken.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021238150-17 van 30 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] [ongenummerd].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 18 november 2021 omstreeks 16.00 uur werd op de Zeedijk te Amsterdam een mishandeling gepleegd. Op de beschikbare beelden wordt een tijd weergegeven in het format: uren:minuten:seconden met daarachter de datum. Ik heb de camerabeelden opgevraagd die zicht hebben op de Zeedijk te Amsterdam.
- Camera 34 Zeedijk/bocht bij Elleboogsteeg; deze camera heeft zicht op genoemde locaties.
Ik ben tot mijn bevindingen gekomen door het bekijken van de video-opnamen.
Ik zag op camera 34 de mishandeling plaats vinden. Ik zag dat er om 15.59.05 uur een vrouw met een lichte rugtas op haar rug op de Zeedijk liep in de richting van de Prins Hendrikkade. De vrouw bleek later het slachtoffer/aangever te zijn.
Ik zag dat ze om 15.59.58 uur de verdachte tegemoet loopt. Ik zie dat de verdachte zich half draait met zijn gezicht richting de vrouw. Ik zie dat de verdachte dicht met zijn gezicht bij het slachtoffer/aangever in de buurt komt. Ik zie vervolgens dat het slachtoffer/aangever doorloopt in de richting van de Prins Hendrikkade. Ik zie dat de verdachte in de richting van de Nieuwmarkt loopt.
Ik zie dat om 16.00.01 uur de verdachte zich omdraait en terugloopt in de richting van het slachtoffer/aangever. Ik zie dat de verdachte in zijn rechterhand een tas vasthoudt. Ik zie dat om 16.00.04 uur de verdachte versneld in de richting van het slachtoffer loopt en vervolgens met de hand waarmee hij de tas vasthoudt een zwaaiende beweging maakt richting het slachtoffer. Ik zie dat hij de tas loslaat waardoor de tas hard tegen het slachtoffer aankomt. Ik zie vervolgens dat het slachtoffer op de grond valt. Ik zie vervolgens dat de verdachte zijn tas van de straat oppakt en dat hij vervolgens weer in de richting loopt van het slachtoffer dat op de straat ligt. Ik zie dat de verdachte om 16.00.35 uur wegloopt in de richting van de Sint Olofssteeg en vervolgens de steeg inloopt.
Ik heb een foto gezien van de aangehouden verdachte die is bijgevoegd bij het proces-verbaal van bevindingen. De kleding en het signalement komen overeen met de aangehouden verdachte [verdachte], geboren op 24 oktober 1980 te Amsterdam.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2021238150-9 van 18 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], [ongenummerd].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
Om circa 16.00 uur liep ik vanaf de Sint Olofsstraat (
het hof begrijpt: Sint Olofssteeg) in de richting van de Zeedijk. Meteen toen ik het hoekje omliep, zag ik een man op de Zeedijk lopen. Ik hoorde hem tegen het slachtoffer schreeuwen. Vervolgens zag ik dat de man een tas en een biervat vasthield. Ik zag dat de man een zwaaiende beweging maakte in de richting van het slachtoffer. Het slachtoffer werd vervolgens tegen haar lichaam geraakt. Ik zag dat het slachtoffer met haar hoofd op de stoeprand aan de linkerkant van de straat viel. Het slachtoffer was aan het gillen en de man bleef schreeuwen tegen haar. Ik zag dat de man de Zeedijk verder inliep. Signalement man: circa 1.85 meter lang, getinte huidkleur, zwartkleurig rastahaar, lange groene jas, broek en gympen.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2021238150-4 van 18 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], [ongenummerd].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 november 2021 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 2]:
Rond 16.00 uur zag ik een licht getinte man met lange dreadlocks en een beige groene jas. De man liep heen en weer. Hij liep eerst in de richting van de Nieuwmarkt. Hij draaide zich om en ik hoorde dat de man bitch zei of iets wat daar op lijkt. Ik zag dat de man met zijn tas naar achteren zwaaide en deze naar de vrouw sloeg. De tas raakte de vrouw. De tas werd meer gegooid, van een kleine afstand. Ik dacht dat ik een bierfust uit de tas zag vallen.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021238150-6 van 18 november 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5], [opsporingsambtenaar 6] en [opsporingsambtenaar 7], inclusief fotobijlagen [doorgenummerde pagina’s 15 tot en met 19].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 18 november 2021 omstreeks 16.04 uur kregen wij de opdracht om naar de Zeedijk te Amsterdam te gaan in verband met een mishandeling. Hier zou een vrouw geslagen zijn door een man. De man zou zijn weggelopen in de richting van de Nieuwmarkt. De man zou er als volgt uit zien: negroïde, slank postuur, circa 1.80 meter lang, circa 30 jaar oud, rastahaar, groene jas, plastic tas met hierin een biervat.
Omstreeks 16.17 uur zagen wij op de Nieuwmarkt een man lopen die volledig aan bovengenoemd signalement voldeed. De man bleek later te zijn: [verdachte], geboren op 24 oktober 1980 te Amsterdam. Wij zagen dat [verdachte] in zijn hand een plastic tas van de Albert Heijn vasthield. Wij zagen dat er in de plastic tas een biervat zat. Er is van [verdachte] een foto gemaakt evenals van de plastic tas met hierin het biervat.
6.
De eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juli 2022.
Deze eigen waarneming houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op dossierpagina 17 staat een foto van een oranje plastic zak met een afbeelding van een getekende hamster. Daarin zit een biervat. Op het biervat staat Hoegaarden, Wit, 6 liter, PerfectDraft,
Op de camerabeelden ‘Camera 34 Zeedijk/bocht bij Elleboogsteeg’ is te zien dat een man een vrouw met een lichtgekleurde rugzak tegemoet loopt. De man beweegt in de richting van de vrouw. De vrouw loopt door. De man draait zich om, rent achter de vrouw aan en maakt een bovenhandse zwaai met een tas die met een boog door de lucht vliegt en de vrouw raakt. De man heeft lange donkere haren en draagt donkere bovenkleding en een lichte broek. De jas is groenachtig van kleur.
Op dossierpagina 18 staat een foto van de verdachte bij zijn aanhouding. De verdachte heeft donker rastahaar, een getinte huidskleur en hij draagt op deze foto een groenachtige jas, een lichte broek en gympen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde mishandeling veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht – in geval van een bewezenverklaring – een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Indien het hof zou beslissen tot de oplegging van de ISD-maatregel, heeft de raadsman verzocht de duur daarvan te beperken tot één jaar.
Het hof zal de ISD-maatregel opleggen en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door onverhoeds en zonder enige aanleiding een tas met daarin een bierfust tegen de rug van de aangeefster te slaan dan wel te gooien. De aangeefster heeft ten gevolge hiervan onder andere twee afgebroken voortanden opgelopen. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de aangeefster geschonden. Naast lichamelijk letsel heeft het gewelddadige optreden van de verdachte angstgevoelens bij aangeefster veroorzaakt. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van aangeefster. Dergelijke feiten, gepleegd op een drukke openbare weg in het centrum van Amsterdam, veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 juli 2022 is hij eerder veelvuldig onherroepelijk veroordeeld, waaronder tot vrijheidsbenemende straffen. Met het opnieuw opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, zoals door de raadsman bepleit, kan niet meer worden volstaan.
Uit een rapport van GGZ Reclassering Inforsa (hierna: Inforsa) van 24 januari 2022 volgt onder meer het volgende. De verdachte komt sinds 1995 in aanraking met justitie en voldoet aan zowel de harde als de zachte criteria van de ISD-maatregel. De reclassering en de hulpverlening proberen al jarenlang om de
verdachte in beeld te krijgen. Hij stelt zich echter zorgmijdend op, weigert zijn medewerking aan diagnostiek en behandeling en ontkent enige vorm van problematiek. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor psychiatrische en verslavingsproblematiek, hetgeen vermoedelijk ten grondslag ligt aan zijn delictgedrag. De maatschappelijke teloorgang neemt door zijn gedrag toe. De verdachte weet geen stabiliteit op enig leefgebied voor elkaar te krijgen of te behouden. Er lijkt sprake van een hoge mate van onmacht. Diagnostiek is noodzakelijk om een gedegen plan van aanpak op te stellen, om de verdachte passende begeleiding en zorg te bieden. Hij weigert echter structureel zijn medewerking hieraan. Mede hierdoor is het in een vrijwillig kader of drangkader niet gelukt hem in beeld te krijgen en gedragsverandering teweeg te brengen. Het risico op recidive en letselschade wordt hoog ingeschat. Door middel van de ISD-maatregel kan getracht worden de verdachte te motiveren tot diagnostiek en een passend plan van aanpak op te stellen. De reclassering wil opmerken dat de verdachte, zelfs in het kader van de ISD-maatregel, zijn medewerking aan diagnostiek en behandeling kan blijven weigeren.
In dat geval wordt alleen het primaire doel van de maatregel bewerkstelligd: bescherming van de maatschappij. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om de verdachte te begeleiden binnen een drangkader en adviseert de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren onvoorwaardelijk op te leggen.
Het hof stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 1 juli 2022 blijkt dat de verdachte gedurende vijf jaar voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten tenminste driemaal ter zake van een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit arrest bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het rapport van Inforsa van 24 januari 2022, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de eerder door de verdachte begane strafbare feiten en het risico op letselschade door het mogelijke toekomstige handelen van de verdachte.
Het voorgaande, in combinatie met het gebrek aan motivatie bij de verdachte om zijn medewerking te verlenen aan enige vorm van hulpverlening, brengt met zich dat het hof voorziet dat geruime tijd nodig is om de benodigde diagnostiek binnen de ISD-maatregel vorm te geven. Gelet daarop acht het hof, anders dan de raadsman, het opleggen van de maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden.

Beslag

Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, het bierfust. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.753,41. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.503,41. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd een bedrag ter hoogte van € 1.753,41 aan materiële schade en een bedrag ter hoogte van € 2.000,00 aan immateriële schade toe te wijzen, en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente op te leggen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering subsidiair de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 2.503,41, zoals door de rechter in eerste aanleg is beslist.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.753,41, bestaande uit:
  • Spoedtandarts € 331,01
  • Telefoon schade reparatie € 99,00
  • Kleding schade (broek en tas) € 60,00
  • Verlies van inkomen (14 gemiste werkdagen) € 1.247,12
  • Reiskosten voor reparaties € 16,28
De verdediging heeft de opgevoerde schadeposten niet betwist. De opgevoerde schade, die met stukken is onderbouwd, komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade, in de vorm van lichamelijk letsel, heeft geleden. De omvang van de immateriële schade zal op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid worden begroot op € 2.500,00. Het hof neemt daarbij in aanmerking de ernst van het feit, het letsel van de benadeelde partij en de toegekende schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen. De benadeelde partij is uit het niets, op klaarlichte dag, door de verdachte aangevallen met een tas met daarin een bierfust, ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen en onder andere blijvende schade in de vorm van afgebroken tanden heeft opgelopen. Haar natuurlijke, oorspronkelijke voortanden zullen nooit (volledig) herstellen. Daarenboven heeft de benadeelde partij in een brief aan het hof voldoende inzichtelijk gemaakt dat zij nog langdurige angstklachten en beperkingen in haar bewegingsvrijheid ervaart naar aanleiding van het incident. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 38m, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Fust (Omschrijving: G6122764, Biervat).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.253,41 (vierduizend tweehonderddrieënvijftig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.753,41 (duizend zevenhonderddrieënvijftig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.253,41 (vierduizend tweehonderddrieënvijftig euro en eenenveertig cent) bestaande uit € 1.753,41 (duizend zevenhonderddrieënvijftig euro en eenenveertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 52 (tweeënvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdata van de wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 1.247,12 aan materiële schade (inkomstenderving) op 2 december 2021 en
  • over de overige materiële en de immateriële schade op 18 november 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. V.M.A. Sinnige en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2022.
mr. V.M.A. Sinnige is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.